Aannames over ‘creativiteit’ in de westerse cultuur

Aannames over creativiteit: je hoeft het er niet mee eens te zijn om ze tegen te komen.

In zijn boek Explaining creativity heeft Sawyer op basis van heel veel literatuur een model opgesteld van de westerse (met name Amerikaanse) manier om tegen creativiteit aan te kijken: the western cultural model of creativity. Hij onderscheidt daarin 10 opvattingen (‘beliefs’). Deze staan aan het begin van het boek. Vervolgens moet je dan het hele boek lezen en aan het eind gaat hij dan in op de geldigheid van iedere opvatting: de mate waarin zij gestaafd wordt door onderzoek.

We nemen nu de tien aannames door en presenteren meteen hoe aannemelijk die opvatting is. we verklappen alvast dat volgens Sawyer het onderzoek van de laatste jaren laat zien dat alleen opvatting 10 aannemelijk is, de andere opvattingen zijn met enige goede wil niet geheel onwaar (1, 2, 3, 4, 5) of ze zijn gewoon niet waar (6, 7, 8, 9).

Opvatting 1: De essentie van creativiteit zit hem in het moment van inzicht. Daarna gaat het om uitvoering, deze vereist minder creativiteit.

Aannemelijkheid: Iedereen kent de ingeving of het plotseling opkomend inzicht maar het is niet de essentie van creativiteit; de essentie is het vermogen door te kunnen gaan.

Opvatting 2: Creatieve ideeën komen op een onnavolgbare manier omhoog uit het onbewuste. Variant: Echte creativiteit komt uit het niets.

Aannemelijkheid: Iedereen kent de aha- of eureka-ervaring en het is niet altijd duidelijk waar deze vandaan komt. Onderzoek laat echter zien dat ze vrij duidelijk bepaald wordt door het traject dat aan de ervaring voorafging. Als de ervaring vooral plaatsvindt in een periode van niet of niet-gericht werken en men dergelijke perioden niet ziet als een ‘echt’ onderdeel van het maken, dan kan de indruk ontstaan dat zij uit het niets voorkomt.

Opvatting 3: Om creatief te zijn kun je beter/moet je conventies verwerpen. Varianten: Conventie is de vijand van creativiteit. Kinderen zijn creatiever dan volwassenen. Formele scholing in creativiteit, zoals het kunstonderwijs, is een rem voor de ontwikkeling van creativiteit.

Aannemelijkheid: Het is het vanzelfsprekende kenmerk van een doorbraak dat er op z’n minst een conventie wordt doorbroken maar daarmee wordt een doorbraak niet afgedwongen door zoveel mogelijk conventies te doorbreken. Het gaat er misschien juist om net die ene conventie te ‘doorbreken’, niet zozeer om haar te doorbreken maar omdat het niet anders kan, of: het anders niet kan.

Opvatting 4: Bijdragen van buitenstaanders zijn vaker creatief dan die van specialisten. De laatsten zitten zo vast in de manieren van doen in het vakgebied dat ze niet tot grote ideeën kunnen komen.

Aannemelijkheid: Doorbraken zijn vaak het gevolg van het bij elkaar komen van meerdere gebieden, bijv. in een maker die veel ervaring heeft met werk van een andere vakgebied. Het omgekeerde: het zijn vooral mensen vanuit een ander vakgebied die doorbraken veroorzaken in een bepaald vakgebied, is echter niet waar.

Opvatting 5: Je bent creatiever als je alleen bent. De aanwezigheid van anderen is nadelig voor creativiteit.

Aannemelijkheid: De balans tussen alleen werken en met anderen werken moet gezocht worden. Alleen werken noch samenwerken zijn op zichzelf een garantie voor creativiteit.

Opvatting 6: Creatieve ideeën zijn hun tijd (ver) vooruit. Zij worden vaak pas veel later erkend.

Aannemelijkheid: Een doorbraak loopt bijna per definitie zo ver vooruit als dat nodig is om iedereen te laten invoelen dat het om een doorbraak gaat waarvan het belang een bedreiging van de bestaande orde zou kunnen zijn. Een doorbraak is dus zelden onomstreden.

Opvatting 7: Creativiteit is een persoonlijkheidskenmerk. Variant: Creativiteit is erfelijk.

Aannemelijkheid: Er zijn geen onderzoeksresultaten die deze opvatting staven.

Opvatting 8: Creativiteit zit ’m in de rechterhersenhelft. Creatieve mensen vertonen gedragingen die samenhangen met het feit dat ze een ontwikkelde rechterhersenhelft hebben. Variant: Het is (goed) mogelijk de biologische verschillen te identificeren tussen het creatieve en het niet-creatieve brein.

Aannemelijkheid: De rechterhersenhelft wordt bij creatieve activiteiten hooguit 3% meer gebruikt dan de linker. Voor wat het waard is: het zit hem mogelijk eerder in de balans die men tussen de inschakeling van de rechter- en linkerhersenhelft weet te vinden.

Opvatting 9: Creativiteit en geestesziekten zijn aan elkaar verbonden. Variant: Het genezen van geestesziekten vermindert de creativiteit.

Aannemelijkheid: Er zijn geen aanwijzingen voor deze opvatting te vinden in recent onderzoek.

Opvatting 10: Creativiteit is een gezonde, levensvervullende activiteit. Variant: Creatieve activiteiten vormen de volledigste verwerkelijking van de menselijke ervaring.

Aannemelijkheid: Deze opvatting wordt ondersteund door de resultaten van menig onderzoek. De invulling van deze opvatting vanuit het idee van zelfverwerkelijking en zelfexpressie ligt voor velen misschien voor de hand maar is zeker niet de enige manier van invullen: ook een meer op gezamenlijkheid gerichte invulling is mogelijk, bijv. in rituele effectiviteit.

Bron: Sawyer, R. K. (2012) Explaining creativity: The science of human innovation. Oxford University Press. [Chapter 5: 10-12, 405-409]. 

Verder lezen: ga naar meer over opvatting 2.

Verder lezen: ga naar meer over het concept creativiteit in het westen en nog meer.