Maakonderzoek is activerend en generatief onderzoek

Meerdere makers doen samen onderzoek om genoeg materiaal en interactie te genereren.

We zoeken naar manieren van onderzoek doen naar maken, die activerend en generatief zijn in plaats van beschouwend en verklarend. En die onderzoekers samen met makers ontwikkelen als co-actoren in de praktijk. Beschouwen en verklaren worden daarbij ten dienste gebracht van activeren en genereren. Dit formuleert de rol van een erbij betrokken onderzoeker: het activeren door met verklarend en beschouwend materiaal te komen. Het genereren is de rol van de betrokken makers-onderzoekers.

Invulling doelstelling onderzoek 

Geregeld treffen we makers aan die onderzoeken en maken als iets ervaren dat tegengesteld aan elkaar is. Vooral  wanneer het onderzoeken (door derden) niet leidt tot een betere of andere praktijk of wanneer het wel begrip oplevert, maar dat dit begrip eigenlijk van weinig belang wordt gevonden voor de praktijk. Dit onderscheid gebruiken we in deze blog om meer inzicht te krijgen in het veld van maakonderzoek, waarbij het vooral gaat over de manier waarop je de doelstelling invult van onderzoek, in dit geval: het versterken van de maakpraktijk.

 

Verhouding tussen makers en onderzoekers

Een tweede belangrijk onderscheid dat eveneens helpt om meer inzicht te krijgen op het gebied van maakonderzoek betreft de verhouding tussen onderzoeker en maker in een onderzoek. Er bestaat onderzoek waarin makers als subject worden beschouwd. In ander onderzoek werken makers als co-actoren: onderzoekers doen onderzoek mét makers. Niet van of over de makers heen. Dit co-actor-zijn moet niet worden verward met het actief betrekken van makers bij een onderzoek, bijv. door ze te interviewen of met onderzoek dat weliswaar door een maker wordt verricht, maar dat geen andere makers als co-actor toelaat.

 

Makers als subject beschouwen gaat vaak gepaard met een ‘zendhouding’ bij de onderzoeker. De onderzoeker rapporteert naar andere onderzoekers, en misschien ook andere makers, maar zonder tijdens het onderzoek interactie met makers te zijn aangegaan en zonder te checken of het gezondene wel bruikbaar voor de makers is of blijkt. Een reden voor deze zendhouding kan zijn dat een onderzoeker, om historische of strategische redenen, vormen van kennisproductie overneemt waarin deze houding normaal is*. Het is in sommige gevallen niet te vermijden om makers als subjecten te beschouwen of om te zenden, maar zonder problemen is dit niet. In het huidige artistiek en ontwerponderzoek komen we deze verschillende vormen van insteek ook tegen, maar ligt de nadruk nog vaak op ‘zenden’ en de maker als subject. Misschien wordt dit zelfs door velen nog wel als de norm gezien of ervaren. De antropologie is dit echter inmiddels wel voorbij.

Combinatie invulling doelstelling en de verhouding onderzoeker-maker 

Wanneer we de twee onderscheiden – de doelstelling van onderzoek en de verhouding tussen onderzoeker en maker – met hun typerende activiteiten samen weergeven, ziet het er als volgt uit.

 

  • Als maken/ makers subject zijn van het onderzoek zal de onderzoeker met name beschouwen.
  • Als makers co-actor zijn dan zal hij activerend en interacterend moeten werken.
  • Als het onderzoek primair gericht is op beter begrip zal het beschouwend en verklarend zijn.
  • Als het vooral gericht is op beter en anders maken dan zal het genererend zijn.

Met activerend bedoelen we hier: de co-actoren aanzettend en in staat stellend om betrokken te zijn bij alle voor hen relevante delen van het onderzoek, dus incl. analyse en resultaten. Met genererend bedoelen we: onderzoek doen dat verhalen, inzichten, uitgangspunten, voorbeelden, onderleggers e.d. levert voor anderen om, al dan niet getransformeerd, mee aan de slag te gaan in hun praktijk. Let wel: het gaat er niet om dat er alleen maar óf gegenereerd óf beschouwd wordt, maar dat dat de typerende activiteiten zijn.

Als we nu kijken naar bekende publicaties dan kunnen we die vooral links en linksonder in de weergave plaatsen, bijv. de Ambachtsman van Richard Sennett. Dit soort publicaties laten ons maken en de contexten daarvan beter begrijpen maar leveren niet primair en rechtstreeks een concrete bijdrage aan de maakpraktijk. Zij beschouwen makers als subject van hun onderzoek, niet als co-actor. Er is zeker niets mis met dergelijk onderzoek, er is alleen wel veel van. Ook kan het onderzoek uitlopen op het dumpen (louter zenden) van methoden. Dit kan gebeuren wanneer de resultaten zonder veel interactie met de makers tot stand zijn gekomen: in de weergave vind je dit linksboven.

In maakonderzoek richten we ons op onderzoek waarbij makers geactiveerd worden, co-actor zijn, en komen met representaties, analyses en inzichten die het maken anders of beter doen begrijpen. Het onderzoek met makers, voor makers zal vaak rechts en rechtsboven zitten: het poogt kennis te ontwikkelen die andere makers aanzet tot ontwikkeling van nieuwe praktijk en deze weer in te brengen en terug te koppelen. Daar de omvang van het onderzoek een van de genoemde belemmeringen is, is het van belang dat meerdere makers samen onderzoek doen om genoeg materiaal en interactie te genereren. Hoe we dat kunnen doen, en wat dat zegt over de positie en rol van maker en onderzoeker, is onderdeel van het maakonderzoek.


* Zo was een facet van deze houding bijv. zichtbaar bij de Proceedings van de DRS2016, het grote internationale congres van de Design Research Society. Deze proceedings waren al klaar voordat er iets ‘proceedde’ op het congres. De communicatie met andere makers/ onderzoekers wordt wel gezocht op het congres maar de basishouding is zenden, kenniscommunicatie in plaats van werken aan gezamenlijke kennisproductie.

Lees meer over: het maakonderzoek volgt een cyclus 

Lees verder: meer over de rolverdeling tussen onderzoeker en ‘onderzochte’.