Schetsen en parameters – componeren van stukjes van een geheel

Muziek is zowel een taal als bijna technische wiskunde.

Als Joost muziek maakt voor een film of documentaire, dan krabbelt hij allerlei steekwoorden op een blaadje en probeert hierin een grote lijn te ontdekken. Die lijn maakt hij klinkend door te schetsen op de piano. Al improviserend met de muziektheorie in zijn achterhoofd, maar genoeg ruimte latend voor happy accidents en “waar hij zijn vingers nou eenmaal neerzet”. Tijdens het spelen verandert hij zo weinig mogelijk muzikale parameters tegelijk om steeds een beetje dichter bij het gevoel te komen van de film.

“In de schetsfase ben ik nog een beetje aan het verwerken: “waar gaat de film nou precies over?” Ik kriebel allerlei steekwoorden die de regisseur noemt op een blaadje en dan ga ik voor mezelf kijken of ik daar een grote lijn in kan ontdekken. Ik vraag mezelf vervolgens af of ik die lijn met de muziek wil onderstrepen, of juist contrasteren en ik denk na over welke specifieke instrumenten ik wil gebruiken. Dat is ook meteen een afkadering van wat je überhaupt beschikbaar hebt, waarna je gaat uitproberen.

Ik begon bij de film “Nature – all rights reserved”, waar ik de muziek voor schreef, met bijna geen idee over wat het eindproduct ging worden. In de film kwam een scène voor met rustige oeroude bossen. Daarbij dacht ik, dat is traag en een beetje grof en zwaar en sober. Een eerste ingeving voor een instrument was een traporgel. Dat zou wel eens kunnen werken. Dan moet dat zichzelf altijd nog wel even bewijzen. Dus ik nam kort iets op en legde dat onder het beeld. Ik begon met langzame akkoorden. Dan is langzaam als parameter al vastgesteld. Daarna vroeg ik mezelf af: “Zit het meer aan de mineur kant of juist niet?”

Qua muziektheorie weet ik wat past. Ik weet in ieder geval in welke toonsoort ik iets probeer of in welke toonladders. Dan kies ik bijvoorbeeld voor een specifieke ladder die “Dorisch” heet, want die voelt een beetje mineur maar ook majeur tegelijk. Of misschien wil ik een mysterieuze sfeer. Daar heb ik dan weer een andere toonladder voor. Mijn laatste pianoleraar die heeft toen ik een jaar of vijftien was, heel veel van deze inzichten aan proberen te scherpen bij mij. Ik heb ook veel geoefend in muziek analyseren. Dan luister je naar welke akkoorden je hoort in een muziekstuk en hoe de melodie loopt. Ik kan één keer iets horen en dan eigenlijk al de noten meeschrijven. Ik probeer tijdens het schetsen de weg te bewandelen tussen weten wat bepaalde combinaties van melodieën en akkoorden doen en aan de andere kant het niet alleen maar theoretisch te benaderen. Dus je hebt al die kennis en die moet je dan gewoon even vergeten. Dat doe ik door te gaan spelen. Stel je begint met één toon. Dan probeer ik steeds dichter in de buurt te komen van het gevoel dat bij de film zou kunnen passen. Hoe krijg ik het voor elkaar dat ik nét op de goede balans zit, dat het nét niet te opvallend is of nét niet te droevig. Ik begin eens wat te spelen zonder er al te veel bij na te denken, hoeft niet meteen goed te zijn, het is een soort moodboard met de richtingen waar het heen kan. Je voegt automatisch al een ritme toe en al die andere dingen. Dat speel ik dan even en dan laat ik de computer gewoon opnemen. Dus dan heb je dat stukje in ieder geval al om even terug te horen. En hoe de muziek werkt als je het onder het beeld legt. En dan denk ik, ok leuk, maar volgens mij kan ik nog iets verder komen. Wat nou als ik dit akkoord er tussen gooi, of als ik juist van zacht naar hard ga. Dus het zijn vaak een paar factoren tegelijk die veranderen. Het kan ook zijn dat ik de melodie in de bas wil hebben, of misschien wil ik juist een soort vreemd patroon waarbij je tremolo’s krijgt tussen twee verschillende tonen. Ik laat ruimte voor hoe ik nou eenmaal mijn vingers neer zet en voor happy accidents, het toevallig op een idee komen. Aan de andere kant hou ik in mijn achterhoofd de theorie een beetje in de gaten om te zorgen dat ik wel tussen de lijntjes blijf als ik dat wil. Of dat ik juist buiten de lijntjes ga, omdát ik dat wil. Dus ik vind het juist leuk om de grenzen op te zoeken van wat ik weet dat nog zou kunnen werken en daar dan juist net een beetje de grens iets op te rekken. Ok, leuk dat dit kan, maar wat nou als ik het even op z’n kop zet? Of als ik daar ineens deze toon bij speel?

Muziek is zowel een taal als een soort bijna technische wiskunde als je het zo wil zien.”