Werken met gelaagdheid

Dan leg ik verschillende stukjes groen bij elkaar die ik uit tijdschriften heb gescheurd.

Mai Linh maakt botanische, tweedimensionale collages en tekeningen en (digitaal) illustratiewerk. Ze gebruikt daarbij een bepaalde manier van tekenen, lijngebruik en een gelaagdheid door het combineren van verschillende beeldlagen. In haar toegepaste illustratiewerk tekent ze mensen, knipt ze kleding uit, uit papier of digitaal, en plakt er een structuur achter zodat er verschillende lagen textuur ontstaan. Deze werkwijze komt voort uit haar autonome, botanische werk. In plaats van natuurgetrouw planten af te beelden, snijdt Mai Linh deze uit papier en gebruikt ze stukken uit tijdschriften die ze onder deze uitsnedes legt. Daardoor ontstaat er een gelaagdheid en textuur die past bij de gelaagdheid die ze ziet in planten. 

“Ik was bezig met het eerste onderdeel van een drieluik, een botanisch werk, dat in opdracht was maar heel vrij in vorm. Daarbij ontdekte ik een nieuwe manier van werken. Ik was bezig met het eerste deel, een klaproos, die had ik ingeschilderd met aquarelverf, maar ik vond het zo vlak. En ik moest er zoveel aan doen om die textuur van dat blad te krijgen, dat ik dacht: heb ik daar wel behoefte aan? Ik wilde geen klassiek botanische invulling van het werk, dat vond ik eigenlijk niet interessant. Mijn werk hoeft geen wetenschappelijke afbeelding te worden. Ik vind dat het beeldend interessant moet zijn. Toen ging ik in de middagpauze naar de Albert Heijn, daar hadden ze de nieuwe Allerhande met op de voorkant een foto van boerenkool. Ik dacht: wat nou als ik dat plaatje van die boerenkool uitsnijd en achter die bloem leg? Terug in mijn atelier deed ik dat en ik dacht: ‘oh, dat is best oké!’ En toen heb ik dat herhaald bij andere bladeren in het tweede en derde deel van dat drieluik.

Toen ik klaar was met het drieluik, wilde ik deze techniek verder uitproberen. Ik heb vervolgens van allemaal planten uit de tuin bij mijn atelier een blad geplukt, en die heb ik op een groot papier gelegd om er een compositie van te maken. Ik heb die bladeren omtrokken en daarna heb ik ze allemaal ingeschilderd. De kleur groen die ik gebruikte kwam ongeveer overeen met de kleuren in het blad. Een groen blad met een rode waas maakte ik ook met groen en met wat rood op papier. Bij elk blad heb ik apart gekeken: kan ik het uitsnijden of niet? Een varen lukt niet goed, dus die hield ik dan als schildering, maar andere bladeren ging ik dan doen met die collagetechniek.

Inmiddels heb ik drie meter natuurtijdschriften thuis, waar ik repen uit scheur en kleursamenstellingen van maak. Ik kan daarmee schuiven en een afbeelding opbouwen uit lagen. Ik snij eerst een silhouet van de afbeelding uit het papier, een blad bijvoorbeeld. Dan kijk ik naar alle uitgescheurde stukjes groen die ik heb verzameld. Dan leg ik verschillende stukjes onder het papier en kijk ik of de kleur goed is. Daarna leg ik het silhouet erop. Ik let dan niet alleen op de kleur maar ook op de vorm. De kleur blijft eigenlijk altijd wel aardig natuurgetrouw. Dat heeft vooral te maken met de opdrachtgever, die zegt: ik wil een botanische tekening van die en die plant.”