Het trainen van virtuositeit door het herhaaldelijk schetsen

Ik train dat door het maken van études, waarbij ik hetzelfde onderwerp herhaaldelijk teken.

Door herhaaldelijk te schetsen traint Marcel zijn bekwaamheid in het bereiken van een gevoelde schoonheid. Door misschien wel 40 keer hetzelfde onderwerp op papier te zetten, telkens op een andere wijze; door te variëren in houding van hetgeen dat is afgebeeld of door af te wisselen in tekenstijl, ontstaat er een reeks aan afbeeldingen die steeds van elkaar verschillen.

“Schoonheid en het visuele zijn voor mij heel belangrijk! Ik train dat door het maken van études: dit zijn gedisciplineerde handelingen waarbij ik hetzelfde onderwerp herhaaldelijk teken en visueel bestudeer, steeds op een net wat andere manier. Door deze oefeningen word ik virtuozer in het tekenen van een bepaald onderwerp zoals een vrouwelijk mensfiguur of een dier. Ik bestudeer aan het begin een voorbeeld, een standje of houding en dan wil ik het op een gegeven moment uit mijn hoofd kunnen, met het criterium: de verhoudingen moeten kloppen.

Om de flow van deze etudes, de ‘paideia’, te bereiken heb ik regels nodig. Deze regels geven niet het einddoel aan, maar slechts een richting waardoor ik kan spelen in het moment. Dus dan denk ik bijvoorbeeld: ik ga het alleen met streepjes doen, of ik mag niet gummen. En dan gaat die tekening zelf aangeven dat je in het idioom moet blijven. Of ik teken een vrouw in allemaal verschillende standen. Uiteindelijk wil ik uit mijn hoofd de kloppende verhoudingen kunnen verbeelden.

Ik probeer iedere dag een paar tekeningen te maken. Dat begint met het kopen van een pak van 200 grote vellen waarop ik kan gaan tekenen. Op een gegeven moment had ik op één van die vellen een zwart-wit tekening gemaakt van een dame met drie, vier of vijf handjes ernaast, om te zoeken welke de juiste was. Of ik teken 40 dames in een zoektocht naar houdingen. Hoe werken die, wanneer heeft een houding het nu? Ik ben steeds weer aan het zoeken naar een andere positie van het been. Dan probeer ik als het ware te dansen: zo’n speels gevoel in een moment te hebben. ‘Oh! Dat is ook een mooi houdinkje!’ Of ‘hee, die dame krijgt wel een heel klassiek gezicht’. Of het zou gewoon je buurmeisje kunnen zijn. Tijdens het tekenen dient zich gaandeweg schoonheid aan, want hoewel de etudes uit dezelfde ingrediënten bestaan, heeft die ene tekening (‘Wat is dit een mooie vrouw!’)  het wel en de ander niet. Ik kan dat niet reproduceren.

Als ik stop met tekenen, dan ga ik er echt voor zitten en dan word ik megalomaan: ‘Heb ík dat gemaakt?’ Ik heb dan de positieve projectie. Ik bekijk het dan rustig een uur. Dat is niet bestuderen, het is een soort narcisme. Dan zie ik iets en dan denk ik: ‘Waarom zag ik dat niet eerder?’ ‘Heeft ‘ie het of heeft ie het niet?’ ‘Die lijnen of die vlek, man!’ Alsof het een gerecht is dat ik zelf nog ga opeten! Dan is de vraag: wat neem ik mee naar de volgende tekening?”