Prototyping als onderzoeksmethode

Eigenlijk is het een soort van denken met je handen.

Simona gebruikt prototyping, afkomstig vanuit de wereld van (web)design, als een onderzoeksmethode bij 3e en 4e jaars studenten. Prototyping gaat over het al in een heel vroeg stadium schetsen maken, concepten testen, zonder dat je alles al weet. Het helpt studenten om ruimte te maken in hun creatieve proces. De vraag van Simona is of het prototypen ook als een ‘makende’ onderzoeksvorm kan worden gebruikt, na het voeren van een makersdialoog. Zij test dit uit met een aantal collega-docenten van HKU Media.

“In deze workshop Prototyping is alles wat we hier maken, van iedereen. Het is heel open en democratisch proces. Het enige dat er is, is een strenge structuur. En daar hoort bij dat ik vooraf aan twee van jullie heb gevraagd – om naar aanleiding van een eerder gevoerde makersdialoog – te komen met een ‘prototypevraag’. Een prototypevraag is een vraag waarop anderen iets kunnen gaan ‘prototypen’. Zo’n vraag moet wel aan een aantal kenmerken voldoen. Er moet iets op kunnen worden gemaakt, bijvoorbeeld:

  • Prototype een spel waarbij je op zoek gaat naar jezelf.
  • Hoe ervaar je geluid in de publieke ruimte?

In een prototypevraag kun je ook enkele obstructies toevoegen, zoals:

  • Het moet in je tas passen.
  • Het moet een performance zijn.

Vervolgens starten we de prototypesessie, in 2 rondes van ongeveer 25 minuten. In die tijd is er ongeveer 5 minuten voor de introductie van de vraag: door middel van een verhaal, een beeld of videofragment geeft je als inbrenger context. Eventueel help ik als begeleider bij het aanscherpen van de vraag, zodat er ook echt iets op kan worden gemaakt. Daarna geef je als inbrenger de vraag als het ware uit handen. De anderen prototypen in een duo’s zo’n 10 minuten op de vraag. Zij gebruiken analoog materiaal: scharen, plakband, nietjes, papier, karton, stiften, stof, vuilniszakken, schuimrubber, etc. Na afloop is er de tijd voor de presentaties van de prototypes en gesprek.”

 

Ronde 1 

De eerste vraag kwam van Wiam, vanuit zijn makersdialoog: “Hoe zorg ik ervoor dat ik mijn makerschap kan professionaliseren, want het leven blijft er maar tussendoor spelen. Alles wat ik meemaak moet steeds maar in dat maakproces. Ik zoek een vorm van afbakening, waarbij ik als persoon wel een plek heb, maar dat die meer beschermd wordt. De maker in mij heeft nu onbeperkt toegang tot de mens Wiam. Dat moet anders.” Als obstructie gaf hij mee dat hij het fijn zou vinden als hij het prototype met zich mee kan nemen. Het hoeft niet poëtisch te zijn, dat is voor hem soms teveel een vlucht.

De opbrengst voor Wiam was dat hij na het prototypen onder meer een soort schuifmeter kreeg, waarmee hij kan nagaan in wat voor emotie hij zit. Hoe is zijn staat van vertrouwen, is er sprake van angst? Het metertje kan hij ook letterlijk loslaten, hij kan er mee gooien, tegelijk gaat het niet stuk. Het metertje staat er symbool voor dat hij niet bang hoeft te zijn om iets kwijt te raken, want zijn leven is er altijd. Een andere tool die hij kreeg is een tekening waarop hij de fysieke ruimtes waarin hij werkt, apart kan zetten en daar een tussenruimte in bouwt. Hoe beweeg je je vervolgens van de ene ruimte naar de andere? Welke rituelen zet je in: heel bewust een trap op en af lopen, bij elke trede gebeurt er iets, er ligt iets… Je zorgt dan voor een overgang, waarbij je ene wereld achter je laat en de andere binnenstapt.

Ronde 2

De tweede vraag kwam van Anita, die vooral voortkomt vanuit de coronatijd en alle beperkingen die dit oplegt in tegenstelling tot de ruimte en vrijheid die zij anders zo in haar maken voelt; zie haar makersdialoog. Anita ervaart deze tijd nu soms als benauwend, niet alleen voor zichzelf, maar zeker ook voor haar studenten. De energie die voorheen vrijkwam in haar lessen in de werkplaats met soms wel 50 studenten, die boost is er nu niet. Daarom is ze op zoek naar iets: een concrete ‘free space‘, die je met je mee kunt nemen. Iets om het toch even te voelen, dat stukje vrijheid, al is het maar in je hoofd. Haar protoypevraag is: hoe creëer je het gevoel of de ruimte om te bewegen, om vrijheid te voelen in anders, beperkende omstandigheden?

Een van de opbrengsten voor Anita is een helm waarmee ze de wereld kan ‘reframen‘ zodat je je kunt concentreren op iets wat je wel wilt zien of juist niet. Dus bijvoorbeeld: je ziet wel iemands ogen, maar niet het mondkapje. Het is een nieuwe werkelijkheid die je zelf kunt kiezen, waarin je opnieuw een kader stelt dat je prettig vindt. Een ander hulpmiddel dat ze kreeg is een ‘gat in de lucht’, een soort van ring aan een koord waar je doorheen kunt kijken en dat je om je hals kunt dragen. Een gat in de lucht staat voor oneindigheid, nog meer dan hoe oneindig de ruimte kan zijn, het is een symbool voor dat perspectief.

Korte reflectie na afloop 

Het ongemak dat Anita aan het begin van de sessie voelde, hoe kun je schetsen op concepten die je eigenlijk nog niet goed kent, was al snel weg. Door te maken ontstonden nieuwe perspectieven, die verrassend snel tot stond kwamen en van elkaar begrepen werden. Daarbij gaf Wiam aan dat deze vorm van prototypen een echt tastbare manier is om een probleem te onderzoeken, zonder direct te gaan filosoferen, zoals zijn studenten dat vaak doen.

Met betrekking tot de makersdialogen zouden dit soort sessies na afloop kunnen plaatsvinden, waarbij door anderen wordt teruggemaakt aan de hand van een geformuleerde prototypevraag. De gesprekken die daarop volgen lijken een ruimte te kunnen ontvouwen, waarin iets universeels zichtbaar kan worden gemaakt. Dat brengt verbinding en nieuwe inzichten met zich mee.


Lees ook de blog van Simona: teaching research as a maker