Stevig inzetten op het naar voren halen van het maken bij het onderzoeken

Ga maar eens gewoon leeglopen: wat doe je dan allemaal?

Tanja van der Laan werkt als interieur architect en stelt zichzelf in haar werk geregeld de vraag: “Waaruit bestaat het maakproces van de mensen voor wie ík iets maak?” Deze vraag legt zij ook voor aan haar studenten van de HKU Masteropleiding Interieur Architectuur (MIA), waar zij werkt als ontwerp- en onderzoeksdocent. Studenten ontdekken hiermee hoe grillig en niet-lineair hun maakprocessen verlopen en wat de kracht van het iteratief ontwerpen is. Daarbij krijgen zij taal om over het maken en het onderzoekende te praten: om de waarde ervan te ervaren en aan anderen te laten zien.

“Ik ben gevraagd om met de eerstejaars aan de slag te gaan, een ochtend. Het doel was dat zij in aanraking zouden komen met research, hoe we daaraan werken in de opleiding. Ik wilde daarbij steviger gaan inzetten op het naar voren halen van het maken bij het onderzoeken: dat dat van waarde is en een functie heeft. Maakonderzoek werkt voor onze studenten veel beter dan wanneer ze alleen maar op dat research deel gaan zitten en in die fase blijven hangen. Vanuit de laatste accreditatie bleek dat we dit nóg beter moeten zien te verwoorden, te motiveren. De vraag die de accreditatie opriep, was: hoe leg je dit aan iemand in Delft uit? In feite werden we gevraagd om meer te focussen op het onderwijzen in ontwerptechnieken. En ik realiseerde me op dat moment: dat doen we al, sterker nog, we doen dat op geheel eigen wijze, maar toch nog te weinig bewust. Wij zijn echt een andere ‘school’ dan Delft en dat is juist goed, we leiden een ander type professional op. Ik realiseerde me dus na die accreditatie dat we zeker niet ineens ontwerpmethodieken van een andere instelling moeten integreren, maar juist veel scherper moeten worden op het articuleren van de makersmanieren die we al beoefenen. En dat bewustwording hierbij de sleutel is.

“Waaruit bestaat je maakproces?”

Waar bestaat dat maken dus uit, dat vaak verweven proces van maken en onderzoeken? Ik heb de studenten daarvoor de volgende vraag gesteld, nadat ik ze in drie groepjes had gezet: “Waaruit bestaat je maakproces? Wat doe jij om tot een goed ontwerp te komen, welke activiteiten en handelingen horen bij dat proces?” Ik zei: “Ga maar eens gewoon leeglopen: wat doe je dan allemaal? Niet beschouwend, gewoon vertellen.” De volgende opdracht was dat de studenten hun bevindingen op geeltjes schreven en deze op eigen manieren probeerden te ordenen met hun groepje. Dat ze hier woorden of een titel aan probeerden te geven, thema’s of werkwoorden of fasen. Ik was heel nieuwsgierig wat daaruit zou komen. Ik liet die stap verder bewust aan hen. Ordenen is immers een vorm van maken én van onderzoek doen. Hóe je dat doet, laat meteen ook iets van jou als ontwerper zien. Het geeft aan hoe jij kijkt en wat je nodig hebt om de volgende stap te zetten. Dat is belangrijk!

Manieren van ordenen 

Wat mij opviel was dat er op drie manieren werd geordend. Het werd meteen duidelijk dat er niet één weg was. De studenten in de eerste groep lette vooral op hoe ze aan het maken waren, welke activiteiten ze verrichten, welke handelingen ze deden. Ze rubriceerden dit door deze in een lineair proces te brengen, een volgordelijke lijn. Daarbij was het een eyeopener dat ze erachter kwamen dat hun maken niet lineair verloopt, maar dat ze steeds stappen terug doen, of soms twee sprongen voorwaarts. Ofwel: het maakproces is heel grillig en helemaal niet lineair, maar juist iteratief.

De studenten in de tweede groep hadden het veel meer over de positie als maker in relatie tot hun context: dit doe ik alleen, hier werk ik samen, hier begeef ik me in een fysiek andere omgeving, dit doe ik in stilte. De eyeopener voor deze studenten was dat sommige makers direct in het doen gaan zitten, terwijl anderen de interactie nodig hebben om op gang te komen, of het ervaren van een bepaalde plek. Door deze ordening kwamen inzichten naar boven: wat zet jóu als maker aan..?

Het derde groepje maakte categorieën in relatie tot hun maakproces, zoals: testen, verwerken, inspireren, ontspannen etc.  Wat bij hen opviel, is dat ze allemaal handelingen verrichten in alle categorieën, maar wel allen hun eigen type handelingen hebben. Dus ze beslaan het hele palet, maar allemaal met een eigen invulling of repertoire. De eyeopener was dat allerlei niet-makende gedragingen of handelingen voor iedereen anders lijken te werken, maar tegelijk ook universeel zijn: iedereen krijgt ermee te maken, ergens in het proces.

Zelf ontdekken waar de kracht van het maken zit 

Wat voor mij als docent de mooiste bevinding was, is dat de studenten zelf aan het ontdekken waren en hierover in gesprek gingen. Ik kon hierdoor heel eenvoudig taal geven aan wat de opbrengst hiervan was, die dan ook werkelijk beklijfd. Dat is toch heel anders dan wanneer ik een mooi verhaal houd over dat maken of ontwerpen een iteratief proces is, en dat ik dan ga uitleggen wat dat betekent. Dan blijft het een soort van abstract. Nu hebben de studenten eerst zelf woorden gegeven aan het proces, ‘grillig’, ‘niet lineair’ en toen kon ik ze zeggen: “dat is dus een iteratief proces.” Daarmee kon ik ook de koppeling maken naar hoe makers de wereld op een andere manier beschouwen, op basis van dit proces, dan lineaire denkers of onderzoekers. En dat wij als makers hiermee de kracht van de creatieve industrie in een veel breder maatschappelijk kader kunnen plaatsen. En dan zie ik de studenten groeien, dat gebeurt dan op dat moment. En belangrijker nog: ze snappen het ook echt, het is ‘eigen’ en ze kunnen het navertellen. Tegelijk levert het meer taal op om over het maken en het onderzoekende te praten: om de waarde ervan te ervaren en aan anderen te laten zien. Dit is precies waar ik op uit ben: het onderzoekend maken articuleren en versterken in ons werk als (aankomend) ontwerpers. Dat geeft veel bewustzijn en energie!”


Verder lezen: