Maken door meteen te gaan inventariseren hoe een ruimte in de toekomst wordt gebruikt

Ik dacht altijd dat maken pas het laatste was, ná al je onderzoek: het daadwerkelijke interieurontwerpen.

Door informatie te verzamelen, verhalen te vergelijken op overeenkomsten en verschillen, werkt Tanja een aantal typologieën uit. Voor Tanja is deze fase van schetsen en onderzoeken een wezenlijk deel van haar creatieve maakproces.

“Dan ben ik al aan het maken, terwijl ik nog geen opdracht heb. Er zijn nog geen ruimtes, er is nog geen technisch Pakket van Eisen – helemaal niks. Alleen die kids zijn er en die heb ik gesproken, van de Kinderraad van het Wilhelmina Kinderziekenhuis. Die mochten meedenken aan wat er belangrijk is in een kinderziekenhuis, en wat er voor het WKZ moest veranderen.

Dit project heeft een enorme indruk op mij gemaakt, zo indringend was het. Het is een project voor een kwetsbare en bijzondere doelgroep. Normaal kom ik niet zo dicht bij dit soort gebruikers, ik wilde dit werk echt zo goed als ik kon voor hen doen. In de gesprekken probeerde ik alles op tafel te krijgen wat belangrijk was om een ontwerp te kunnen maken, waar de kinderen zich in zouden kunnen vinden. Die patiënten, zij hadden me ook genoeg te vertellen. Mijn hoofd ontplofte ongeveer van alle informatie. Ik probeerde steeds te plaatsen wat er was gezegd: wat betekent het, dat ze vragen om een eigen intieme plek? Om een soort van ‘tussenzones’? Dat de kinderen met hun ouders juist even wég willen van hun vaste plek – want dat is de afdeling. En dan doemt er een plaats op vanuit die gesprekken, ik kom bij de essentie van wat er nodig is. Ik maak lijstjes bij, schema’s. Ik ga schetsen. Ik vertaal dat naar typologieën. Ik kan níét niet gaan tekenen. Tegelijkertijd zijn de eerste lijstjes en schema’s óók een soort schetsen! En zo worden de verschillende soorten gebruikers zichtbaar; waarin ze anders en juist hetzelfde zijn in wat ze nodig hebben en doen.“