De waarde van een plek uitdiepen en vertalen naar ontwerpelementen

Die man begint daar niet voor niets over, ook al weet hij er niet eens veel van. Die molen hoort bij die plek.

Tanja probeert altijd iets te doen met de waarde van een plek. Als ze ergens voor het eerst komt, stelt ze zichzelf de vraag: ‘Wat zijn de dingen die me raken?’ Ze ruikt de geur die er hangt, ziet hoe het licht naar binnen valt. En dan vormt zich een verhaal van die plek. Dat gaat ze uitdiepen, en vertaalt ze naar elementen in haar ontwerp.

“Dan ben ik al aan het maken, terwijl ik nog geen opdracht heb. Er zijn nog geen ruimtes, er is nog geen technisch Pakket van Eisen – helemaal niks. Alleen die kids zijn er en die heb ik gesproken, van de Kinderraad van het Wilhelmina Kinderziekenhuis. Die mochten meedenken aan wat er belangrijk is in een kinderziekenhuis, en wat er voor het WKZ moest veranderen.

De vraag was om een complex woningen te ontwerpen op de grond van een oude houtzagerij, in Linschoten. De eigenaar leidde me rond over het terrein. Uit zichzelf begon hij  te vertellen over een oude molen die er gestaan had, de Kolibrie. Ik had er niet naar gevraagd want ik wist er nog niks van, maar er lag een oude molensteen, en toen kwam dat verhaal naar boven. Die man begon daar niet voor niets over, ook al wist hij er niet eens veel van. Die molen hoort bij die plek.

Ik ken ook ontwerpers die steevast met de historische laag werken, de feitelijke geschiedenis van een plek. Dat vind ik verschrikkelijk! Als het bij mij niets oproept, als het me niet triggert dan gebeurt er niks, en is het ook geen kader voor mij. Maar zo’n molen, daar kijk ik dan naar, en dan valt me op: die is best hoog, in die omgeving. En dat vind ik dan interessant. Want in het bestemmingsplan van de gemeente staat dat je maar tot twee of misschien drie lagen mag bouwen, terwijl die Kolibrie veel hoger was! Dus toen bedacht ik: als we daar dan eens een  mini-appartemententorentje kunnen neerzetten, dan hebben we én een icoon voor Linschoten erbij, én we brengen we iets terug van vroeger. Dat vind ik dan echt te gek. Maar ik moet het wel kunnen onderbouwen, zo’n idee, vanuit de waarde van een plek.

Binnen hetzelfde project had deze locatie trouwens nog allerlei andere waarden, die niet per se historisch waren. Er lagen daar bijvoorbeeld altijd ladingen hout te drogen, in enorme rijen. En in die richting van die rijen zit voor mij dan een soort van collectieve beleving van die plek, en van de Linschotenaren. Die langwerpige beweging, die kant op, komt dan ook terug in mijn ontwerp. Dus de waarden van die plek, samen met de gebruiksvraag en de externe voorwaarden: dat heb ik nodig om te kunnen ontwerpen.”