Veranderingen in vormentaal
Nadat Sander langdurig bezig was met het herhaaldelijk schilderen en abstraheren van Happy Meal speeltjes ontstond er een eindpunt in beeldtaal. Zowel in schilderstijl als inhoud had hij nieuwe invalshoeken nodig. Omdat het tijd werd voor iets anders is Sander andere onderwerpen gaan kiezen en heeft hij geprobeerd een heldere vormentaal te hanteren.
“Een poos geleden werkte ik aan een serie schilderijen met Happy Meal speeltjes. Ik wist wat ik wilde, dat die figuren ergens in de achtergrond van een schilderij terecht zouden komen, maar dat je ze nog min of meer zou kunnen herkennen. Ik werkte met acrylverf, dat smeet ik eerst op het doek, heel waterig, en ik had die figuurtjes gewoon plat op de grond liggen en ik schilderde ze op die manier na. En dat werkte. Dat was een soort formule en die ik al een heel aantal keer heb herhaald. Maar op het gegeven moment was het klaar. De spanning was eraf en het werd een soort slap aftreksel. Dan weet ik: er is iets rigoureus nodig. Ik ben er toen mee gestopt. Het was ook dat ik toen meer naar buiten moest gaan. Ik moest nieuwe motieven zoeken. Dat kan heel breed zijn, gewoon op straat lopen, documentaires kijken, in tijdschriften kijken, museumbezoek, kijken bij andere kunstenaars, thematieken vanuit de kunstgeschiedenis. Ik zoek dan allerlei invalshoeken op.
Van die Happy Meal speeltjes had ik stillevens gemaakt en nageschilderd met olieverf en later ben ik steeds meer een onderlaag van acryl gaan gebruiken. Het vloeide, bijna als een aquarel: dat bereikte ik door schilderijen plat op de grond te leggen en dan schilderde ik met veel water en in verhouding weinig acrylverf waardoor die speeltjes leken te smelten en in elkaar overvloeienden wat ook weer een idee van vergankelijkheid weergeeft. In die serie is een enorme ontwikkeling van de manier van schilderen zichtbaar. Ik heb echt door dat vasthouden aan één onderwerp heel veel in het schilderen ontdekt en geleerd in een vrij korte tijd. Juist omdat het onderwerp al vast stond was er ruimte om te experimenteren met de materie en hoe ik die vergankelijkheid wilde vertalen. Daar ben ik toen twee, drie jaar mee bezig geweest totdat hetgeen ik schilderde op een gegeven moment zó door elkaar begon te vloeien dat er één grote bruine massa ontstond. Daar zijn een paar eindwerken uit ontstaan. Zoals een eindwerk wat een bruin schilderij is geworden, een soort eindpunt. Het is een totaal abstracte brij geworden. Abstracter dan dit, kan het niet. En toen ben ik ook gestopt met die serie. Toen is er langzamerhand een vrij korte serie gekomen waar ik onder andere foto’s van vitrines schilderde. Ik was bezig met elementen uit verschillende culturen die met elkaar in conflict lijken te zijn in de schilderijen. Had ik foto’s gemaakt van vitrines waar heel veel religieuze elementen en allerlei dingen uit verschillende culturen die bij elkaar gestald waren. Die vitrines vond ik vooral in toeristenwinkels in Amsterdam, maar ook in Denemarken en op andere plekken. Daarna ben ik schilderijen gaan maken foto’s waarop gevangenen van Abu Ghraib gevangenis afgebeeld stonden. Deze serieuze onderwerpen verbeelde ik met heldere lijnen op een soort cartooneske manier. In dat cartooneske waren heel heftige onderwerpen te zien. Het had een cartooneske, grappige connotatie, maar als je dan ontdekt wat die lijnen zijn, zoals iemand die gevangen zit en gemarteld is en achter tralies zit, zo vereenvoudigd dat het niet direct herkenbaar is. Ik heb verschillende fragmenten uitgesneden waardoor je het niet meteen herkent: waar komt het vandaan?”