Fysiek afstand nemen om elementen in het werk los te laten
Fysiek afstand nemen om elementen in het werk los te laten zodat het werk (weer) klopt. Tamar vindt het heel moeilijk om dingen weg te gooien die ze tijdens het werken maakt, en die ze als onderdeel goed vindt of waar ze een bedoeling mee heeft. Maar als het niet past in het geheel, moet ze het toch los kunnen laten. Daar heeft ze afstand voor nodig, die ze – soms door signalen van haar lichaam – dan ook zoekt.
“Soms zegt mijn lichaam dat ik worstel in het maakproces, waardoor ik ga pielen. De overgang gaat van maken naar pielen… heel vaak realiseer ik me ineens dat ik krom over een tafel heen zit gebogen en dat ik iets moet drinken. Dat ik merk hoe lang ik al een microfocus heb. Dat gaat ongemerkt, dan verlies ik me gewoon. En als het op gegeven moment dan nog niet richting een oplossing gaat, ontstaat er frustratie. Dat is tijdgebonden. In het pielmoment leg ik het werk dan neer.
In het geval van die kijkdoos heb ik er zeker een week geen aandacht meer aan besteed. Daarna kon ik het afmaken, ik stond weer open voor cadeautjes, voor de toevalligheden die kunnen ontstaan. En dit keer waren ze beter dan ik had bedacht. Ik had die verschillende kubussen op elkaar staan, daar hoorde een blauwe omgeving bij en nu kon ik beslissen: die palm gaat er helemaal uit. Ik kon dat collageproces gedeeltelijk opnieuw starten: elementen van de collage weghalen en dingen toevoegen. De palmen moesten eruit omdat het beeld inhoudelijk een bounty island werd, terwijl ik het een onbestemde plek wilde laten zijn.
Ik had dat ook met een collage, die werd heel groot: het werd een supercollage. Ik had er een onderplaat bij gemaakt en ik had een bak, en in de sleuven konden de onderdelen van die supercollage staan. Mijn idee was dat je die onderdelen kon verplaatsen. Maar dat werd heel raar, het werd een houten blok, heel stijf. De plaat zou het grootste deel van de presentatie worden, had ik bedacht, maar uiteindelijk moest-ie toch weg. Ik heb toen die onderdelen los in de ruimte geplaatst. Die ruimte was heel bepalend, zo bleek. In de ruimte konden sommige onderdelen op de vloer en sommigen hoog aan de muur worden geplaatst. Ik merkte dat er zo meer variatie mogelijk was. Ik kon ermee spelen. Ik vind die speelsheid belangrijk. Hierdoor ontstond een installatie waar de toeschouwer tussendoor kon lopen, kon dwalen. Mijn eerste uitgangspunt was: ik maak landschappen waar iemand in wandelt, maar waarom zou ik niet een landschap om iemand heen maken? Dat was een ontdekking, die ik deed.”