Niet-beeldende regels
Door middel van klassieke beeldhouwtechnieken kaart Anno Dijkstra het maatschappelijke probleem van sociale vervreemding aan. Zo ontstond de gedachte om bij iemand thuis een klassieke beeltenis van een onbekende buur te hebben staan. In dit proces was een stalker-achtig onderzoek naar een persoon de basis voor een sculpturaal maakproces.
“Het gaat me in mijn artistieke proces om door maken, verzamelen, en kijken er een beeldend intelligent proces ontstaat waardoor er inhoud ontstaat. Die herken ik tijdens het maken. In de periode er na reflecteer ik er op en kan er dan vaak ook woorden aan geven.
In het project Nabeeld zocht ik naar iemand die een beeldje zou willen kopen van een buurman of buurvrouw, van 40 cm groot. Maar die niet zou weten wie die buur was, en waarvan de buur ook zelf niet zou weten dat er een beeldje van hem of haar was gemaakt. Er zit een soort machtslust in, wie wil er nou eigenlijk een beeld van één van de buren hebben? Maar je koopt wel iets wat je eigenlijk niet mag hebben, als zo’n soort spel zag ik het. Een soort voodoo-achtig, net als het gluren via Facebook, en bekijken van andermans leven via reality-tv. Dat is niet voor niks een miljoenen business. Uit dat vaatje wilde ik tappen. Er kwamen allemaal niet-beeldende regels bij kijken. De opdrachtgever mocht sowieso niet kiezen welke buur het zou zijn, hij mocht het ook niet weten. En de geportretteerde zou ik ook niet op de hoogte brengen. Ik mocht niet betrapt worden. Het moest anoniem en creepy zijn.
De koper was een bewoner van een dure Belgische villawijk. Daar moest ik dus een buur vinden om te portretteren. Ik reed daar rond in mijn oude golfje met een enorme lens. Ik viel enorm op, dat werkte helemaal niet! Dus moest ik maar op onderzoek uit via sociale media. Ik googelde een buurtbewoner bij elkaar, een vrouw. Het maken van dat beeldje kostte maanden. Het is zo klein, met ieder streepje dat ik deed, zag de neus er anders uit. Voordat zij ging lijken, dat was echt een waanzinnige klus. Ongelofelijk leuk om te doen maar heel dienend als maker, je bent gewoon aan het namaken. Ik ben er achteraf nog steeds heel blij om. Dat beeld is zo goed gelukt, zo overtuigend. Die man heeft nu dat beeld thuis staan. Het is een vrij kleine gemeenschap, en er zijn vrienden die weten wie het is. Hij zegt dat zij het niet is, maar het zingt rond in die gemeenschap. Zij weet het inmiddels ook. Het heeft zelfs in de krant daar gestaan en nog steeds hebben die twee geen contact gezocht. Veelzeggend over hoe we met elkaar omgaan. Het is niet meer een foto, een sculptuur heeft een andere status. Dit project ging over een sociale vervreemding die ik ervaar. Je hebt een enorme hoeveelheid mensen waarmee we samenleven, maar we/ze kennen elkaar allemaal niet. In de beelden die ik daarover maakte, gebruikte ik het beeld niet om door het maken van beeld nieuwe dingen te ontdekken, maar ter ondersteuning van bevragen of openbreken van een sociaal proces. En toch, hoe goed dat beeld ook was gelukt, gaf deze manier van werken me uiteindelijk geen voldoening meer. Daarom sta ik mezelf nu toe om via de intuïtieve weg een vraagstelling te mogen ontwikkelen.”