Het uitbaten van verschillen, bijvoorbeeld tussen vakgebieden
Verschillen zijn vaak een hindernis waar ze juist ook waarde kunnen geven.
Het valt op dat in het kunstonderwijs het omgaan met verschillen, en met het andere, vaker geprezen wordt dan gepraktiseerd. In het algemeen gaat het bij verschillen niet alleen om het waarnemen van een verschil maar veeleer om het doel waarmee het verschil naar voren wordt gebracht – verschillen zijn er per slot van rekening zat. Verschillen worden vaak gebruikt om het eigene te definiëren en eventueel om (daarmee) het andere te benaderen als een afwijkende variant van het eigene. Maar je kunt ze ook benaderen als een fenomeen op zich dat een eigen waarde heeft, die je weer kan gebruiken om je eigen basis onder de loep te nemen. Verschillen vormen dan geen hindernis, maar kunnen waarde geven. Het is maar hoe je kijkt.
Dit is geen pleidooi voor het doen vervloeien van vakgebieden maar voor het beter uitbuiten van verschillen en dan in verbinding in plaats van in isolement. Je zou je dan bijvoorbeeld kunnen voorstellen dat de resultaten van maakonderzoek in het ene (deel)vakgebied ook van waarde worden gevonden of gemaakt voor het andere.
Wat betreft het onderzoek in de kunsten en het ontwerpen hebben we naast het vooral werken vanuit de eigen vakgebieden ook te maken met twee discoursen die niet veel met elkaar interacteren: die van artistiek onderzoek en ontwerponderzoek. We moeten dit onderscheid zeker niet zo maar reproduceren en daarom kunnen we beter spreken van ‘makers’ dan van ‘kunstenaars’ of ‘ontwerpers’ en van maakonderzoek in plaats van ‘artistiek onderzoek’ of ‘ontwerponderzoek’. Waar het specifiek gaat over deze discoursen dienen deze namen voor de helderheid wel gebruikt te worden.
Naast het uitbaten van verschillen gaat het ook om het combineren van ideeën, kennis en kunde uit verschillende vakgebieden.