Schetsen met de toekomstige gebruikers
Voordat Natascha aan een ontwerp begint, moet ze eerst de complexe situatie analyseren en in kaart brengen. Dit heeft te maken met de gelaagdheid van haar ontwerpen; het gaat over tijd, gebruikers, bestaande situatie en de wens van de opdrachtgever. Ze probeert de opdrachtgever zo veel mogelijk in dit proces mee te nemen.
“Ik ben bezig met het ontwerpen van een villatuin voor particulieren in Bloemendaal. De klant is een echtpaar met drie kinderen die ik ken van toen ze nog in een andere villa in Overveen woonden. Ze hadden een tuin die behoorlijk verwilderd was. Het was een ontwerp van Els Proost, een oude bekende tuinarchitecte. Ze belden mij voor een nieuw ontwerp. De opdracht was om eigenlijk een deel van de structuur van de tuin te behouden. Alle paadjes waren nog goed, de oprit en garage en ordening voor en achter ook, maar de beplanting was één groot zooitje geworden door slecht onderhoud. De structuur in de tuin en de ruimtelijke werking waren hierdoor voor een groot deel verdwenen. Eén van mijn expertises is beplantingsplannen maken. Ik kende de mensen al, dus ik ben eerst met hen een plan gaan maken. De opdrachtgevers wilden weten waaróm ik iets doe. Ook een beplantingsplan is een ontwerp, daar zitten veel lagen in. Daar praat je ook over structuren, kussentjes, gelaagdheid, beleving en perspectief, maar ook over seizoenen, een wintergeraamte, herfstkleurenbolletjes etc. Dat moet je op een zelfde manier uitdenken. Zoals je over een plein nadenkt, in structuur, ruimte en lagen, doe je dat met een beplantingsplan ook. Dat is eigenlijk een heel ontwerp maken. Daar kwamen nog wat dingen bij: ze wilden nog een tuinhuisje en een kas. En dan moet je toch een beetje schuiven in die padenstructuur. Ik zit dan te schetsen op mijn eigen kantoor en beelden te verzamelen. En dan hou ik het zelfde stramien van analyseren: eerst rondlopen, op gesprek, foto’s nemen, offerte schrijven, kleine analyse maken voor mezelf: wat is de waterstand, wat is de bodem, waar schijnt de zon? Dan maak ik wat schetsen, ideeën, en dan ga ik daarnaartoe en neem ik al die spullen mee. Het is ook niet mooi in een boekje gestopt of zo. In gesprek met de klant gebruik ik foto’s en schetsen. Ik ben ook ter plekke gaan tekenen. Dan loop ik met de tekeningen naar de tuin toe en dan wijs ik dingen aan. ‘Kijk eens naar deze horizon en kijk eens wat er bovenuit steekt. En stel je eens voor dat daar een boomgroep staat. Met je handen kun je heel veel en met mijn meetlint ga ik het uitzetten met paaltjes en draad; stel je voor dat hier een heestergroep komt en hier een vijver komt, bijvoorbeeld. Dan doe ik het letterlijk voor. Dat werkt in zo’n geval vaak veel beter dan dat als ik allemaal artist’s impressions en schema’s ga maken. Openheid over zowel het ontwerp als het financiële plaatje zijn belangrijk. Het moet begrijpelijk zijn waarom ik dingen voorstel en hoeveel dat kost.
Bij deze tuin heb ik Els Proost opgezocht. Dus ik heb bij de opdrachtgever aangegeven: ik wil het best ontwerpen, maar ik wil wel haar toestemming hebben. Ik weet dat zij een bekende tuinarchitect is. En ze leeft nog. Ik wil wel eens met haar praten. Ik zag ook een paar dingen waarvan ik me afvroeg waarom ze die keuzes toen gemaakt had. Dat lijkt me reuze leuk als we daar een ontwerpgesprek over kunnen hebben. En dat bleek zij ook te willen en toen heb ik haar opgezocht. Ze was heel erg vereerd en blij dat ik dat deed. Ze is inmiddels in de 70. Ze woont ook in Haarlem en ze werkt nog steeds af en toe. Dat was een heel erg leuk gesprek. Ik heb toen tekeningen van haar gekregen, want er waren geen tekeningen bij de eigenaren bekend. Ik heb lang met haar gesproken en gekeken: hoe zit dat. En toen zei zij dat het helemaal oké is dat ik dat ga doen.”