De schrik van makers voor het delen van ideeën
Ideeën worden zelden met andere makers gedeeld. De schrik dat iemand aan de haal kan gaan met een idee bepaalt grotendeels de geslotenheid van makers. Dit is jammer want het verbinden van ideeën is in een aantal gevallen waardevoller dan het beschermen ervan.
Als jij de maker bent van een werk, ben je de auteur en dan heb je er eigenaarschap over. Aan het eigenaarschap van een werk zijn een aantal zaken verbonden, zoals beschikking, (mogelijke) financiële vergoeding en erkenning. Dit zorgt ervoor dat makers geneigd zijn dit eigenaarschap te beschermen. Dit beschermen kan zich uiten door ideeën niet te delen of om ‘veilige’ situaties te creëren. Bijvoorbeeld door nooit over een idee of werk in een één-op-één gesprek te vertellen, maar altijd met een derde persoon aanwezig. Op die manier is er altijd een getuige die weet wie welk idee het eerst had en het eigenaarschap over een idee en gerelateerde werk kan claimen.
Het delen en het verbinden van ideeën kan op verschillende manieren waardevol zijn. Het kan het uiteindelijke werk sterker maken. Zo kan het in een vroeg stadium ‘sparren’ over een idee een eerste test inhouden: Hoe zal het werk overkomen op de toeschouwer/ de gebruiker? Daarnaast kan het delen van ideeën mogelijk ook het proces vlotter laten verlopen – soms is het makkelijker om ideeën te externaliseren en een ander persoon als ‘sparring partner’ te gebruiken dan dat je de processen van herhaaldelijk (be)vragen en antwoorden in je eigen hoofd laat plaatsvinden. Ook kan het zo zijn dat je iets geeft als je deelt maar dat je er ook andere ideeën voor terug krijgt, zoals andere manieren van kijken, kaderen of aanpakken.
In het boek “Where good ideas come from” onderzoekt Johnson de ontstaansgeschiedenis van innovatieve ideeën uit verschillende disciplines en tijden. In de opsomming hieronder komt het delen en het verbinden van ideeën een aantal keer terug in de ‘lessons’ die hij hierbij identificeerde. Misschien zijn deze ook van belang voor jou.
Bron: Johnson, S. (2010). Where good ideas come from: The Natural History of Innovation. Penguin Putnam Inc.
Lesson 1: Evolution and innovation usually happen in the realm of the adjacent possible.
Ontwikkeling en innovatie vinden gewoonlijk plaats in de ruimte van aangrenzende mogelijkheden.
Een voorbeeld. De innovatieve ontwikkeling van YouTube was op het moment van de ontwikkeling een aangrenzende mogelijkheid van wat al mogelijk was en we al kenden. Zou YouTube gelanceerd geweest zijn in de 90’er jaren, dan zou het een flop geworden zijn omdat vlugge internetverbindingen en software om video’s te bekijken nog niet bestonden.
Lesson 2: World-changing ideas generally evolve over time as slow hunches rather than sudden breakthroughs.
Wereldveranderende ideeën ontwikkelen zich eerder als ‘langzame vermoedens’ dan als plotse doorbraken. Deze ‘langzame vermoedens’ moeten gevoed worden en het vraagt tijd om deze tot volledige ontwikkeling te komen. Het is pas achteraf bezien dat veel grote ontdekkingen lijken ontstaan te zijn in een enkel Eureka-moment. Vaak is er veel werk voorafgaand aan zo’n moment gebeurd.
Een voorbeeld. Darwin vertelde dat zijn evolutietheorie plots in hem opkwam. Zijn notitieboeken getuigden echter van een bijna complete uitwerking van deze theorie voor hij zijn ‘ingeving’ kreeg.
Lesson 3: Platforms are like springboards for innovations.
Platforms zijn als springplanken voor innovatie. Johnson haalt hierbij zijn inspiratie uit de natuur. Bevers bouwen dammen die een ecosysteem voor andere dieren zoals vissen en vogels vormen – deze dammen kunnen we zien als platforms. Deze platforms worden, na enige tijd, gebruikt voor andere toepassingen – bijvoorbeeld spechten maken hun nesten in rottende bomen. Hierdoor ontstaan weer nieuwe platforms – als de spechten hun nesten verlaten, worden de gaten gebruikt door zangvogels.
Een voorbeeld. Het internet is gebaseerd op bestaande protocollen. Twitter is gebouwd op het internet. Nu zijn ontelbare apps ontwikkeld op het Twitter platform.
Lesson 4: Innovation and evolution thrive in large networks.
Innovatie en ontwikkeling gedijen in grote netwerken. Johnson verwijst onder meer naar onderzoek in de 90’er jaren waarbij psychologen alle werkzaamheden in vier moleculaire biologielaboratoria documenteerden. Misschien tegengesteld aan je verwachting: de grootste ontdekkingen gebeurden tijdens reguliere labmeetings waarbij de wetenschappers informeel hun werk met elkaar bediscussieerden, niet bij hun werk turend door een microscoop. Uit andere studies bleek dan weer dat de meest creatieve individuen brede sociale netwerken buiten hun eigen wereld hebben, die hen voorzien van nieuwe ideeën en veel verschillende contexten.
Een voorbeeld. Steden faciliteren grote netwerken, waarbij ideeën niet alleen gebruikt maar ook op nieuwe manieren gecombineerd kunnen worden. Dit is volgens Johnson een van de redenen waarom steden buiten verhouding creatiever zijn dan kleine dorpen. Op dit moment is uiteraard het internet het beste voorbeeld van een groot, creatief netwerk.
Lesson 5: Collaboration is at least as important a driver of innovation as competition.
Samenwerking is minstens even belangrijk voor innovatie als concurrentie. Commercialisering stimuleert het nadenken over het potentieel van uitvindingen en dus innovatie. Tegelijkertijd remt het ook innovatie: door patenten en andere beperkingen wordt de verdere ontwikkeling van ideeën gehinderd. In de afgelopen 600 jaar lijken grote uitvindingen en ontdekkingen steeds minder gekoppeld te worden aan individuen en meer aan netwerken van mensen. Bovendien, ondanks het succes van het kapitalisme, zijn de grote ontdekkingen onbeloond gebleven. Het World Wide Web, relativiteitstheorie, computers, X-stralen, pacemakers en penicilline zijn voorbeelden waarbij de individuele uitvinder niet beloond werd. Met betrekking tot de spanning tussen samenwerking en concurrentie verwijst Johnson naar Darwin die evenveel nadruk legt op de complexe samenwerking tussen soort als op de natuurlijke selectie als gevolg van de competitie voor bronnen.
Lesson 6: Lucky connections between ideas drive innovation.
Willekeurige verbindingen tussen ideeën die goed uitpakken stuwen innovatie voort. Chaos en creativiteit zijn sterk gerelateerd. Johnson maakt hier een vergelijking met de verbindingen die koolstof met andere atomen kan maken als water aanwezig is. Water, bewegend en obstakels op zijn pad oplossend of eroderend, veroorzaakte op deze manier nieuwe verbindingen tussen atomen in de primordiale soep, de vroege oceanen die als een oplossing van organische moleculen zorgde voor leven. Naast het leggen van nieuwe verbindingen zorgt water met zijn sterke waterstofbruggen tussen de moleculen er ook voor om de nieuwe verbindingen te behouden. De combinatie van turbulentie en stabiliteit lijkt van essentieel belang te zijn voor de evolutie van leven maar ook voor creativiteit.
Willekeurige verbindingen leiden tot serendipitaire ontdekkingen. Bij het dromen bijvoorbeeld lijken ideeën willekeurig met elkaar verbonden te worden. Neurowetenschappers hebben bevestigd dat een nacht slapen kan helpen om een probleem op te lossen. Nog een interessant weetje: Johnson legt de link tussen de chaos/orde en de hersenen. Hij ziet een idee als een manifestatie van een complex netwerk van neuronen die vuren in de hersenen. Een nieuw idee is enkel mogelijk wanneer nieuwe verbindingen tussen de neuronen worden gevormd. Neuronen in de hersenen tonen chaos-modi waarbij ze niet synchroon afvuren, maar ook meer georganiseerde modi waarbij grote clusters neuronen met exact dezelfde frequentie afvuren. Wat blijkt? Slimme mensen hebben langere periodes van chaotische modi.
Lesson 7: Serendipitous discoveries can be facilitated by a shared intellectual or physical space.
Het doen van toevallige ontdekkingen kan gefaciliteerd worden door het delen van een intellectuele of een fysieke ruimte. Dit kan je doen door het opzoeken van interacties met anderen waardoor ideeën gebruikt en gecombineerd kunnen worden. Het is ook mogelijk dit als individu op te zoeken door bijvoorbeeld verschillende projecten tegelijkertijd uit te werken.
Een voorbeeld van het leggen van kruisverbanden via sociale interactie. De culturele innovatie in de 20’er jaren was grotendeels het resultaat van kunstenaars, dichters en schrijvers die elkaar vaak ontmoetten in de Parijse cafés.
Een voorbeeld van het leggen van kruisverbanden op individuele basis. Franklin en Darwin werkten beiden in een trage, multitask-modus waarbij ze met het ene project bijvoorbeeld enige dagen bezig waren vooraleer ze weer het andere oppakten. Terwijl ze met het ene project (actief) bezig waren, sluimerde het andere project in het achterhoofd waardoor ze verbindingen tussen beide projecten konden leggen.