Hoofdonderwerpen vinden die voor makers belangrijk zijn
Door de verhalen van de groepjes makers-docenten met elkaar te vergelijken, werden uiteindelijk 10 hoofdonderwerpen gevonden die zij belangrijk vonden om verder aandacht aan te besteden in hun werk, in het onderwijs en onderzoek.
Het komen tot hoofdonderwerpen
In elk groepje makers-docenten werden makersdialogen gehouden. Deze werden tot makersverhalen bewerkt. Door deze verhalen met elkaar te vergelijken op overeenkomsten en betekenisvolle verschillen, kwamen meerdere onderwerpen naar voren die de makers belangrijk vonden om verder aan te werken. Dit ging bijvoorbeeld om een onderwerp als ‘gegrepen te kunnen worden’. Dat kun je dan lezen als een verkorting van ‘manieren van werken om gegrepen te kunnen worden’. De verschillende groepen makers-docenten produceerden in eerste instantie in totaal 88 onderwerpen, die in eigen bewoordingen op kleine kaartjes kwamen te staan, zoals: ‘oprekken’, ‘in de stemming komen’, ‘maken als zoeken’, ‘maakruimte, de ruimte die je ervaart binnen een opdracht’. De kaartjes werden vervolgens op een tafel gelegd. Wat op elkaar leek, werd bij elkaar geplaatst, wat sterk contrasteerde kreeg een plek verder weg. Uiteindelijk ontstond er door deze manier van ‘associatief mappen‘ op basis van de 88 kaartjes een map met 10 overkoepelende hoofdonderwerpen. Deze gaven elk voldoende ruimte aan de makers om de eigen formuleringen in onder te brengen, zo gaven zij aan.
Vervolgens werd samen met hen de samenhang tussen de hoofdonderwerpen met behulp van een speciaal daarvoor ontwikkelde werkvorm en een correspondentieanalyse getest.
Een beeld vormen van de samenhang
De hoofdonderwerpen vormen facetten of aspecten van het maken, het zijn geen losse categoriën, zoals in: ‘Als het zoeken is, is het geen schetsen’. Om ons een beeld te vormen van de samenhang tussen de hoofdonderwerpen ontwierpen we een werkvorm. Makers uit de verschillende groepen stonden rond een tafel, elk van hen met een stapeltje van 88 fiches met daarop de onderwerpen (zie hier op video). De opdracht was om de fiches in 15 minuten tijd over de tien bakjes te verdelen die de tien hoofdonderwerpen representeerden. Om het ‘bedenken’ van verbanden tijdens het ordenen tegen te gaan was er een niet-symmetrische compositie gemaakt die bestond uit twee lange melodieën die in een zeer traag tempo zorgden voor een variatie van hoge en lage tonen. Steeds als er een toon lager was dan de voorgaande moest er een fiche in het bakje worden gegooid. De werkvorm bleek te werken zoals we hadden bedoeld. De makers werkten zeer geconcentreerd, hadden geen tijd om na te denken en voerden de opdracht binnen de tijd uit. Het resultaat bestond eruit dat de tien bakjes elk gevuld waren met een groot aantal fiches. Onze vooronderstelling was dat deze vulling gezien kon worden als een karakterisering van ieder hoofdonderwerp en dat ieder onderwerp zou worden uitgedrukt in hoofdonderwerpen. Het onderwerp (fiche) ‘Samenwerking met andere makers’ bijvoorbeeld werd in afnemende mate geassocieerd met de hoofdonderwerpen (bakjes) ‘bewegen,’ ‘positioneren’, ‘kaderen’ en ‘valideren’ en niet met de zes andere hoofdonderwerpen. We voerden een analyse uit van de samenhang tussen deze uitdrukking van de 88 onderwerpen in de tien hoofdonderwerpen door middel van correspondentieanalyse (SPSS).
De uitkomst van de analyse van de associaties van de makers liet een wat andere samenhang zien dan die in de eerdere, handmatige oefening. Kortweg laat zij zien dat er allereerst onderscheid gemaakt wordt tussen manieren van werken waarin met de ‘buitenwereld’ wordt geïnteracteerd (links) en (rechts) meer ‘eigen’ manieren van werken rond ‘ruimte’, ‘verzameling’, ‘bewegen’, ‘zoeken’ en ‘schetsen’. ‘Kaderen’ lijkt vooral opgevat te worden als een brug van en naar externe kaders. ‘Afstand nemen’ heeft meer betrekking op ‘bewegen’, ‘zoeken’, ‘schetsen’ en ‘kaderen’ dan op de andere hoofdonderwerpen.Van boven naar beneden is er onderscheid tussen uitgangssituatie en resultaat; niet als een soort stroomdiagram maar als spanningsveld.
Opbrengsten, gebruik
Makers en onderzoekers kunnen gaan werken met de gevonden hoofdonderwerpen. Zo kan het bijvoorbeeld productief zijn om de eigen en elkaars praktijken te kenschetsen aan de hand van de 10 onderwerpen. Ook kan gezocht worden naar overeenkomsten en verschillen tussen de manieren van werken die per onderwerp voorkomen, zoals dat in een aantal maakpaletten is gedaan. Verder kunnen gesprekken met andere makers of studenten worden gestructureerd met behulp van de onderwerpen. Of kan het curriculum van maakonderwijs aan de hand van de onderwerpen worden doorgelicht.
Bron: IJzermans, Jan J. & Veerman, Arja L. & (2020). Samen werken aan bruikbare kennis voor de creatieve praktijk. Sprekend materiaal en lage theorie. In: Waardenwerk, 80. Journal of Humanistic Studies. Uitgeverij: SWP.
Bron: Veerman, Arja L. & IJzermans, Jan J. (2019). Maakonderzoek in creatieve praktijken. Cultuur +Educatie 50, 55-65.
Verder lezen: het werken met de 10 onderwerpen op een ‘onderlegger’.
Mogelijk ook interessant: 5 paletten van manieren van werken van de in totaal 10 hoofdonderwerpen, die de betrokken makers zelf belangrijk vonden in het maken.