Wroeten naar wat mensen nou écht willen, ook als ze dat zelf niet eens weten

Je wil helemáál geen dakterras!

Dorien leeft zich als interieurarchitect voor particulieren in in haar opdrachtgevers. Als ontwerper voelt ze zich bijna een soort therapeut. Ze is dienstbaar aan de werkelijke behoefte van haar opdrachtgevers, maar niet aan de opdracht zoals die binnenkomt. Soms begrijpt Dorien namelijk beter wat opdrachtgevers willen dan zijzelf – maar als ze toch géén dakterras willen, wat willen ze dan wel?

Ik ben bezig met een opdracht in een Vinexwijk. Op het moment dat ik met de bewoners in gesprek ging, hadden ze al een offerte van een aannemer – voor een uitbouw van vier meter.

De eerste werkdag bij een nieuwe situatie is voor mij altijd een gesprek. Dan breng ik ook meteen de huidige situatie in kaart; wat is er al in het huis? Ik wil uiteindelijk, als ik wegga, een soort cocktail van informatie in mijn hoofd hebben. De gesprekken zijn het belangrijkst, maar zelf praat ik dan niet zo veel. Ik stel vragen en ik luister. Zoals: waarom ben je verliefd geworden op dit huis? Of wat zou een reden zijn dat je het zou verkopen? Wat is belangrijk? Bij deze opdrachtgevers kwam meteen naar boven dat ze niet alleen een uitbouw voor de keuken wilden, maar ook dat daar bovenop een dakterras moest komen. Daar wilden ze dan op gaan zitten en lekker uitkijken over het parkje tegenover.

Daar begint mijn actieve rol als ontwerper. Mijn baan gaat niet over styling, dat het er allemaal mooi uit ziet, maar hoe mensen het design gebruiken. In dit geval kon ik me níét voorstellen dat deze mensen werkelijk daar een dakterras wilden hebben. Als je daar bovenop zit, kan de hele buurt meekijken! Dat was niet het doel van de bewoners, dus denk ik niet dat ze er echt zouden gaan zitten. En als je het huis ooit wilt verkopen, dan heb je een probleem. ‘Waarom denken jullie nou’, vroeg ik ze, ‘dat dit jullie gelukkig gaat maken?’.

Het ontdekken van de vraag áchter de vraag, dat is belangrijk. De bewoners weten dit zelf niet, anders waren ze ook wel interieurontwerpers. Mensen kunnen nog zo dol zijn op hun mooie keuken, als ze altijd uit eten gaan, dan kun je van die mooie kamer maar beter een zitplek maken. Mijn lol zit heel erg in dat ik mensen kan overtuigen van, zo moet het niet. Ook soms in zakelijk opzicht, geef daar je geld nou niet aan uit. Daar haal ik mijn ambitie uit, dat ik dingen heb getekend en mensen voor 80.000 gaan investeren wat ze zonder mij niet gedaan zouden hebben.

In de Vinexwijk moest ik dus mijn opdrachtgevers overtuigen dat hetgeen wat zij  zeiden te willen geen passend ontwerp was bij hun behoeften. Dat heb ik gedaan door ze ‘varianten’ op te sturen. Dat zijn plattegronden met verschillende versies: Het zou zó kunnen, of zó, of zó. Wat doet het met je indeling als je een uitbouw maakt van drie meter, of één meter, of vier? Zulke plattegronden bespreek ik steeds met de bewoners. Samen ontdekken we zo wat de échte vraag is, en hoe we daaraan kunnen beantwoorden.

In mijn schetsen merkte ik al dat ik dat dakterras geen plek kon of wilde geven. Dus in het volgende gesprek zei ik, dat dakterras moet je gewoon niet doen. Uiteindelijk heb ik ze door de schetsen en tekeningen kunnen overtuigen. Het definitieve ontwerp bevat een veranda aan de voorkant van het huis – de voortuin gebruikten ze namelijk niet echt, dus daar ging ook niks aan verloren. Aan de voorkant bij de veranda is ook veel meer glas in het ontwerp toegevoegd; grote deuren en ramen. Dus ook binnen is het gevoel van ruimtelijkheid vergroot, én ze kunnen lekker veel naar het park kijken.

Dát is wat ze mooi vinden, maar ze hadden zelf niet gedacht aan een veranda of meer ramen aan de voorzijde. Dat is mijn rol; om out of the box te kunnen denken en mensen te begeleiden door hun vraag. Toen ze mijn voorstel zagen, dachten zij wel: dat is óók een antwoord op onze vraag. Voor die vraag, meer zicht naar buiten, komen mensen bij mij, maar ze stellen het verkeerd, als dakterras. En ik geef een ander antwoord, waar ze zelf niet op waren gekomen.”