Het niet-makend handelen is onlosmakelijk deel van het maken
Het maakproces is een pendelbeweging tussen makend handelen, niet-makend handelen en beschouwen. De rol van niet-makend handelen blijft vaak onderbelicht. Makers associëren hun maken vaak vooral met het makend handelen.
Het niet-makend handelen omvat het doen van dingen zoals: ‘niets’ doen, schoonmaken, het werk terzijde leggen, uitstellen, weggaan, door de stad gaan lopen en dergelijke. Het beschouwen omvat activiteiten van afstand nemen, reflecteren, onderzoeken en zich open stellen voor andere indrukken, overwegingen en impulsen dan die welke voorkomen of voortkomen uit het makend handelen.
In ieder verhaal over maken speelt niet-makend handelen een rol. Deze rol blijft echter vaak onderbelicht daar veel makers hun maken associeren met makend handelen, zich generen voor hun niet-makend handelen of het simpelweg niet zien als vermeldenswaardige activiteiten. Dit is jammer omdat er vaak ook veel eigenheid en wijsheid zit in de andere twee vormen. Als er goed wordt doorgevraagd over het niet-makend handelen blijkt dat dit vaak een belangrijk rol speelt in het maakproces. Makers hebben vaak een heel eigen verzameling van niet-makend handelen, die zij inzetten als zij even – of voor een langere tijd – niet verder kunnen. Als het meest voor de hand liggende niet werkt.
Dit niet verder kunnen – niet-voelen, niet-kunnen of niet-weten – is trouwens niet hetzelfde als stagnatie. Van stagnatie spreken we als er helemaal geen makend handelen, niet-makend handelen of beschouwen blijkt te kunnen worden ingezet om nog verder te komen. Het niet-voelen, niet-kunnen, niet-weten vertegenwoordigt eerder een nog niet ingeloste belofte die door sommige makers actief gezocht wordt, terwijl het bij veel makers aanzet tot het vrij methodisch ‘afwerken’ in de gegeven situatie van een aantal mogelijkheden om wel verder te komen.
In creativiteitsonderzoek wordt dit ‘niets doen’, iets anders doen en het werk terzijde leggen ook wel geplaatst onder de naam ‘‘incubatie’. Sawyer (2012) zegt hierover:
“… the best ideas emerge from an unguided, unconscious process that creativity researchers call incubation. To provide time for incubation, many creative people force themselves to stop working periodically. They take time off from the hard, focused work to engage in an unrelated activity – gardening, walking – or to work on another problem for a while.”
De incubatie wordt in het werk van Sawyer geplaatst als een fase in het creatieve proces, voorafgaand aan die van het genereren van ideeën (fase 5). Bij dit werken met fasen, wat ook wel bekend staat als het werken met ‘fasenmodellen’, speelt de volgtijdelijkheid een merkwaardige rol: zij wordt ontkend te bestaan maar in het schrijven wordt ze feitelijk benadrukt. In ons onderzoek kan het niet-voelen, niet-kunnen, niet-weten op ieder moment voorkomen. En dit niet-voelen, niet-kunnen, niet-weten leidt vaak tot niet-makend handelen en beschouwen.
Bron: Sawyer, R. K. (2012). Explaining creativity: The science of human innovation. Oxford University Press. [Chapter 4, p97]
Lees verder: het stuk van Sawyer over incubatie en naar manieren om het maakproces in kaart te brengen.
Lees verder: het oefenen met kleine, heuristische modellen zoals de maak(onderzoeks)ruit
Probeer uit: werkplaats onderwijs, oefening De blinddoek