Het streven naar pragmatische validiteit

De vraag is niet: 'is het waar?', maar: 'is het bruikbaar?'

In maakonderzoek streven we bij het ontwikkelen van kennis naar pragmatische validiteit. Dit betekent dat de vraag centraal staat of de ontwikkelde kennis bruikbaar is, in een bepaalde context, met bepaalde mensen, en niet in de zin van: ‘het is overal en altijd waar’. In maakonderzoek richten we ons vooral op de bruikbaarheid van de kennis die ontwikkeld wordt, voor andere makers.

We komen regelmatig het woord validiteit tegen als het gaat om de waarde van een uitspraak of ontwikkelde kennis. Een valide uitspraak is een uitspraak die iets ‘waard’ is, die geldig en betrouwbaar is. In de meeste gevallen richt zich dit op de verklarende kracht van de uitspraak: ‘Is het waar?’ In een beperkt aantal gevallen gaat het er om dat de uitspraak bruikbaar is. Bruikbaarheid is ook een vorm van waarde en een criterium voor geldigheid.

Het streven naar pragmatische validiteit, ofwel: het waarderen van kennis op basis van bruikbaarheid, is niet ‘onwetenschappelijk’ zoals soms wordt beweerd of stilzwijgend wordt aangenomen. In Nederland breken Piet Verschuren, Joan van Aken en Daan Andriessen al jaren menig lans voor de aanvaarding van het gebruik van pragmatische validiteit voor de evaluatie van praktijkgericht- en ontwerponderzoek. Dit is een voortdurend schuren tegen bestaande opvattingen, en algemeen voor waar aangenomen manieren van werken.

In een interview met ScienceGuide (2008) zegt van Aken, bijvoorbeeld, over zijn vakgebied, de bedrijfskunde:

“Sinds de jaren zestig is de bedrijfskunde in Amerika sterk geacademiseerd. Hetzelfde geldt vanaf de jaren negentig voor de Nederlandse bedrijfskunde. Hierdoor hebben business schools zich ontwikkeld van ambachtelijke vakscholen tot gerespecteerde academische instellingen. Daarbij speelde een sterke verhoging van de kwaliteit van hun onderzoek een centrale rol. Dat gebeurde grotendeels door het toepassen van de klassieke methoden voor sociaal-wetenschappelijk onderzoek. Deze hebben echter hun beperkingen. Je kunt ermee beschrijven, verklaren en kritiseren. Maar het ontwerpen van nieuwe oplossingen doen sociale wetenschappers niet. Dat laten ze graag aan anderen over.”

In de ontwerpkunde, artistic research en design research, spelen vergelijkbare processen, ook al hier wel meer aandacht voor alternatieve vormen van kennisproductie. In tegenstelling tot wat je misschien zou verwachten, is het echter niet zo dat de pragmatische validiteit door de beoefenaren van deze vormen van onderzoek is omarmd. Een van de redenen hiervoor is dat de makers die ook onderzoeker zijn, meestal niet worden afgerekend op hun maakwerk, maar op hun onderzoekswerk op grond de meer ‘klassieke methoden’, die gericht zijn op het meten van de verklarende kracht: ‘is het waar?’ De vraag die dus belangrijk is bij het streven naar pragmatische validiteit, is: hoe ‘meet’ je de bruikbaarheid van bepaalde kennis? Bruikbaar voor wie? Bruikbaar waarvoor?

Meten bruikbaarheid kennis

In maakonderzoek ‘meten’ we de bruikbaarheid van ontwikkelde kennis als volgt. Presenteer de ontwikkelde kennis op zo’n manier dat zij uitdaagt tot gebruik door andere makers. Kijk vervolgens of en hoe die andere makers daar dan van gebruik gemaakt hebben. Zorg al doende dat het proces om de bruikbaarheid op te wekken en vast te stellen, zelf weer nieuwe kennis oplevert.

In maakonderzoek beweren we dus niet dat de ontwikkelde kennis altijd en overal bruikbaar is, maar zien we deze bruikbaarheid als een construct dat vooral tussen mensen kan ontstaan. We richten ons op de bruikbaarheid van de kennis die ontwikkeld wordt, voor andere makers.


Lees verder: Waar of bruikbaar? De waarde van in onderzoek ontwikkelde kennis

Lees verder: een bespreking van het begrip kennis