Afstemmen in langlopende samenwerkingen
Het grootste gedeelte van Salvador’s praktijk richt zich op grote interdisciplinaire projecten ontstaan vanuit langlopende samenwerkingen. Salvador praat met degenen met wie hij samenwerkt over de werking van het project, niet de klanken of noten. Praten is een essentieel onderdeel van de samenwerking, waarin de makers op elkaar afstemmen. Maar praten is niet de enige manier van afstemmen. Ze sturen elkaar ook doorlopend interessante filmpjes via e-mail en whatsapp. Ook wisselen ze wetenschappelijke artikelen en boeken uit om te ontdekken wat hen interesseert en waar het creatieve proces in een later moment op in kan haken. Ze stemmen dus op elkaar af, ook zonder dat ze aan een gezamenlijke opdracht werken.
“Ik kijk altijd wel wat mensen doen en hoe ze het presenteren. Allebei vind ik heel interessant. Wat houdt mensen bezig? De artiest Kazuya Nagaya bijvoorbeeld, maakt zowel harde techno als een project waarbij hij duizend klankschalen bespeelt. Dan kijk ik af en toe even waar hij nu mee bezig is. Ik heb veel mensen waar ik toffe optredentjes of gekke filmpjes mee deel. Dat doe ik eigenlijk met alle samenwerkingen. Als ik iets zie wat iemand vast vet vindt, dan stuur ik het door. We sturen elkaar mailtjes en whatsappjes. Ik kijk gewoon alles en ergens gaat dat in mijn hoofd zitten. Sommige verdwijnen in het zwarte gat en anderen komen boven drijven.
Zo kwam ik bijvoorbeeld op het idee voor muzikanten die in een tank met water muziek maken voor een modeshow van Iris van Herpen. We zochten naar iets speciaals want het was het tienjarig bestaan. We spreken in dit soort periodes twee keer per week af en gooien dingetjes naar elkaar. Heb je dit gehoord/gezien? Een soort brainstormen. We laten beiden dingen zien die we te gek vinden, niet per se gebonden aan onze eigen discipline, geluid of beeld. Iris maakt best wel veel dingen die te maken hebben met water. Haar atelier ligt ook aan het water, het IJ in A’dam. Water is een groot onderdeel van haar werk. Toen ging er iets kriebelen in mijn achterhoofd en ben ik het weer op gaan zoeken.
Iris en ik praten veel. Bijvoorbeeld over mijn fascinatie voor geluidsgolven. Ik heb haar eens uitgelegd hoe klankschalen resoneren. Daar is een heel gesprek door ontstaan en dat heeft uiteindelijk haar ontwerpproces beïnvloed. Maar het is niet, toen gebeurde het één en toen het ander. Die gesprekken die we hebben zijn namelijk een doorgaand ding. Gedachten uitwisselen erover.
Als je echt goed werk samen wil maken, dan moet je elkaars manier van tegen dingen aankijken echt kunnen doorgronden. Ik heb het gevoel dat we een gezamenlijk doel nastreven. Ik heb daar alle vrijheid in, want we zijn op zoek naar hetzelfde doel. Ik moet die ander echt kunnen begrijpen om mijn werk goed te kunnen doen. Dus er wordt heel veel gepraat. Op het moment dat dingen niet voegen, dan móet er ook veel gepraat worden. Ik moet wel weten waarom dingen wel werken of juist helemaal niet. Anders kom ik niet dichterbij. Dus dat betekent dat al die mensen op dezelfde golflengte moeten kletsen met elkaar. Daarom zijn het langetermijnsamenwerkingen. Je vindt elkaar en denkt: dit is tof. Dit wil ik meer. Daarom wisselt dat ook niet veel. Dat is ook heel bijzonder.
Heel veel werk dat ik maak gaat over best wel abstracte onderwerpen en is meer verkenning, gezamenlijke expeditie dan, laten we zeggen, harde feiten.
Een voorbeeld hiervan is een samenwerking met twee filmmakers Warren en Nick. We praten veel over life 3.0, hoe artificial intelligence zich zou kunnen ontwikkelen, verschillende visies daarop. En op wat voor manier dat invloed gaat hebben op ons leven. Met een vrij technische benadering, want de een is een professor aan MIT, heel duidelijk vanuit de computer science kant. Hetzelfde met de boeken over Homo Deus (van Yuval Noah Harari), de ontwikkeling van de mens in de toekomst. Die boeken lezen we en dat is altijd onderdeel van het gesprek. Dus als ik dan wat shots van hen binnen krijg, dan denk ik van, oh, misschien heb ik daar wel wat dingen voor en dan stuur ik een hele sloot dingen naar ze toe en dan vinden we iets. Dan gaan zij daar op editen. En dan krijg ik het geheel terug, dan pas ik het nog een beetje aan en dat is het dan. Dat is eigenlijk een hele snelle samenwerking, maar ik denk wel dat het heel erg gevoed wordt door de achterliggende gesprekken die er geweest zijn. Dat we elkaar een beetje voelen van, wat willen we neerzetten. Hoe abstract het ook moge zijn, ik denk dat het wel duidelijk is dat dit zowel klankmatig als qua beeld heel erg futuristisch en als één ding voelt.
Een ander voorbeeld is de architect Philip Beesly. Hij kan zo ontzettend mooi vertellen. Het is zowel poëtisch als technisch heel goed. Heel inspirerend. Sommige mensen kunnen de smaak van een champagne met woorden koppelen aan de dynamiek van een stad, dat het logisch klinkt. Heel goed kunnen spreken en de fantasie prikkelen. Dat kan Philip.
De gesprekken die we voeren in de basis, beginnen heel erg in een lezing vorm, maar ik probeer er wel zelf op te reflecteren. Het onderwerp “potentie van leven” is iets waardoor hij heel erg gefascineerd is en waar ik ook wel boeken en artikelen over van hem heb gekregen waarvan ik de helft niet snap omdat het zo complex is. Maar ook al snap ik het niet, ik heb altijd het idee dat het dan toch wel vruchtbaar is en ik een abstract idee heb van wat ze bedoelen. Meer een soort van gevoel. Ik lees steeds meer. Volgende week ga ik twee weken naar Shanghai. Daar neem ik gewoon een heleboel boeken mee naar toe en dan ga ik lekker lezen.”