Improvisatie bij het maken van een non-narratieve film
Tjepke maakte een film zonder lineariteit of narratief. Zonder hoofdpersoon, verhaallijn of tijdsverloop zoekt hij naar houvast. Hij gebruikte tijdens zijn hele werkproces improvisatie om steeds een volgende stap te kunnen maken. Deze werkwijze is niet gebruikelijk voor zijn medium, film.
“Waarom zou ik alles altijd vooraf moeten bedenken? Synopsis, treatment, scenario en dan pas opnamen maken, en daarna nog geluid en muziek? Waarom kan ik de geluidsman niet al daarvoor al inzetten? Ik begin graag, niet-traditioneel, met bijvoorbeeld een componist. Dit keer wilde ik filmen vanuit een gevoel en thema, en daarmee gaan kleien. Het is methodisch conceptontwikkeling. Met daarbij de vraag of het werkproces anders vorm te geven is. En of dat ook werkt om een film te maken die je wilt maken. En dat je die ervaring daarna weer ergens anders kunt inzetten.
Mijn knalrode haar was door de tijd heen vervaagd, ik wist dat ik daar iets mee wilde doen. Ik ging al snel van alles verzamelen: kleuren rood, maar ook informatie over rood haar. Ik ga het dan visueel en inhoudelijk onderzoeken. Maar een filmplan of een script is er nooit geweest. Op de roodharigendag in Breda hadden zich mensen aangemeld als model. Die ben ik gaan filmen, op intuïtie, op sfeer, op hun eigen teksten. Ze hoefden niet te acteren, ik liet ze zichzelf zijn en reageren op dingen die ik zei. Voor mij is het hele traject heel open geweest. Dat verloop van het concept van tijd, waar ik dit experiment mee begon, daar zit dat kleurenspectrum in. Maar daar wilde ik nog geen conclusies aan verbinden. Ik wilde eerst gaan kijken wat ik voor de camera kon vangen aan inhoud en vorm.
Toen ben ik de beelden gaan monteren. Kijkend naar die beelden en hoe dat interacteert met elkaar. Ik maakte een tijdlijn gebaseerd op tinten oranje. Ik deed dit niet heel bewust, zo van: als ik eenmaal een kleurenpalet heb, dan kom ik wel ergens. Maar wel voelde ik wat ik interessant vond. De kleurschakeringen die zo verschilden, dat wilde ik tastbaar hebben – dat ging voorbij een vaag idee. Zo ontstond er een selectie. Deels is dat vormgeving, maar achterliggend gaat het vooral om het zoeken naar structuur. Met al die beelden op het scherm kon ik gaan zoeken in het materiaal. Wat doet het als je twee fragmenten aan elkaar plakt? Dat moet je zelf voelen, ondergaan. En ik gebruikte een guidetrack van de componist voor de ritmes en beats. Uiteindelijk werkte wat ik had, maar tegelijk miste er nog wat.
Ik dacht: het heeft nog te weinig dynamiek, het mist een voortstuwende kracht, een hoofdpersonage. Let wel: ik was niet bezig met een documentaire, of een verhaal over de biologie van rood haar, of over pesten of saamhorigheid. Wat ik zocht was houvast, niet een verhaal. Toen ik dat wist, werd me de volgende stap duidelijk. Want alle modellen waren volwassenen, en ik miste binnen het idee van tijd een kind. Die heb ik gevonden en ging, met een cameraman, een hele dag filmen. Het idee was: we exploreren en volgen wat er gebeurt.
Vervolgens werd me ook de laatste stap duidelijk. Ik moest nog een volwassen vrouw hebben, als tegenhanger van het jongetje. Ik produceerde een actrice. In de eerste montage mistte ik ruimte en lucht. We hadden veel close-ups gemaakt. Ik bedacht dat het strand een goede arena was. Het grappige was dat ik daar de beelden van dat jongetje kon spiegelen aan die van de vrouw, terwijl dat helemaal niet was gepland.”