Ruimte creëren om te kunnen schetsen
Ben werkt zo min mogelijk digitaal en zo veel mogelijk fysiek om klanken te genereren en deze later pas om te zetten naar instrumenten of set-up. Het feit dat hij werkt met tekst én muziek tegelijk vraagt om deze manier van werken. Die woorden en letters functioneren als een muzikale aanjager, als basis voor de klanken. Daarnaast leidt ook improvisatie op instrumenten tot klank. Alles wordt wel opgenomen en vertaald naar de set-up waardoor Ben afwisselt tussen fysiek en digitaal werk.
“Nadat de regisseur me een opdracht heeft gegeven probeer ik te kijken of ik een begin kan maken met wat we als laatste bespraken. Ik open de tekst waar we het over gehad hebben op een beeldscherm of ik print het uit. Ik open een nieuwe set in logic, ik pak een leeg vel bladmuziek en dan ga ik vaak zingen. Ik componeer het liefst zingend en zo min mogelijk digitaal, afwisselend met improvisatie op instrumenten.
De tekst had ik al geschreven. Ik zoek naar een liedtekst die inhoudelijk klopt en talig mooi is, die ook los van de betekenis muzikaal is. Dat betekent dat het een interessant ritme heeft of melodisch is in zichzelf. Dat zit in spraak: door een zin hardop uit te spreken, kijken wat dat muzikaal doet. Kan ik een woord herhalen, een lettergreep uitrekken? En áls ik dat doe, kan ik dan muzikaal én inhoudelijk iets boeiends veroorzaken? Ik probeer dat altijd parallel aan elkaar te laten bewegen. Die tekst is voor mij al muziek, eigenlijk! Ik zie geen grens tussen die disciplines.
Als ik de tekst deels geschreven heb, ga ik een set-up samenstellen. Ik moet de composities ook live kunnen performen, daarom geeft de set-up een randvoorwaarde voor wat mogelijk is. De set up is een combinatie van instrumenten en elementen waar ik muzikaal materiaal mee ga genereren. Ik ben gitarist, dus de gitaar is meestal een vanzelfsprekend onderdeel. En ik heb een baspedaal, en een sampler die ik met de hand kan bedienen. Ik maak eigenlijk één multi-instrument dat heel veelzijdig is, omdat ik in het geval van dit project in mijn eentje de muziek moet kunnen opvoeren. Dus het wordt deels praktisch ingegeven, wat ik live aan geluiden moeten kunnen produceren. Daarna komt het esthetische, intuïtieve zoekwerk. Dat betekent dat ik een instrumentbouwfase heb waarin ik die set-up maak, afstem en zorg dat ‘ie goed klinkt.
Als ik schetsen maak, probeer ik heel hybride te werken: afwisselend op blad, op de computer en met een recorder bij de piano. Ik probeer dat af te wisselen, want dat houdt me fris. Tikkend of alleen met tekst, eerst uitspreken en horen wat daar in klank en ritme gebeurt en welke mogelijke andere betekenissen ontstaan als ik het op een andere manier toon zet. Wat ik er allemaal nog uit kan halen. Daar heb ik alleen maar mijn stem voor nodig, de tekst, pen en papier en iets om op te schrijven of een recordertje eigenlijk. Ik maak schetsjes van 30 seconden. Ik onderzoek iets ritmisch of melodisch met mijn stem. Ik toets het materiaal op twee gebieden: liedtekstueel vooral aan het inhoudelijke concept, en klankmatig vooral aan mijn eigen esthetische wens die ik al dan niet heb geformuleerd en door de muzikale referenties van dit stuk: Benjamin Clementine, Tom Waits en Richard Wagner.
De belangrijkste overweging om minder digitaal te gaan werken was dat ik vaker bij mijn computerscherm weg wilde. In ieder geval een groot deel van het maakproces. Als ik sta, dan is dat een energiekere houding. Ik kan makkelijk rondlopen, dus hopelijk gaat er dan meer in mijn hoofd gebeuren. Dat heeft ook wel met dat rationele deel van componeren te maken. Componeren kan ook piekeren worden bij mij, en dan gaat het mis. Dan ga ik er over nadenken wat het zou moeten zijn, terwijl ik het moet horen. Ofwel écht horen, of in mijn hoofd horen.