Enkele misverstanden rond onderzoek
Bij makers en ook in het kunstonderwijs leven er misverstanden over onderzoek. Deze zijn gebaseerd op ervaringen met onderzoek en toeschrijving van eigenschappen aan onderzoek. De ervaringen zijn vaak niet zo goed maar de toeschrijvingen mistificerend; dat levert soms een merkwaardige mix op.
Onderzoek wordt meestal niet nader gedefinieerd. Het gesprek kan dan alle kanten opgaan. Dat kan onderhoudend zijn maar levert verder niet veel op. Iedere maker voert activiteiten uit die lijken op onderzoek: materiaal testen, iets uitzoeken en dergelijke. Hij deelt de resultaten echter niet met niet-betrokkenen en doet in het algemeen ook geen mededeling over de gebruikte methoden. Als we het onderscheid tussen dergelijke onderzoeksachtige activiteiten en onderzoek niet maken is alle kunst onderzoek. Dat brengt ons echter niet verder want de noodzaak om het woord onderzoek te gebruiken is dan verdwenen. Ga naar meer over dit onderscheid en meer over een bruikbare definitie van onderzoek.
Er wordt vanuit gegaan dat ‘wetenschappelijk’ of ‘academisch’ onderzoek iets anders is dan het onderzoek (dus niet de onderzoeksachtige activiteiten) door, naar en voor de kunsten. Hiervoor schrijft men het ‘wetenschappelijk’ onderzoek alle mogelijke eigenschappen toe. Dat is echter niet houdbaar want bínnen ‘de wetenschappen’ bestaan zeer grote verschillen in wereldbeeld, methoden en de validiteit die men nastreeft. Deze verschillen zijn zo groot dat de ‘afwijkingen’ van het onderzoek rond de kunsten daar best in passen. Voorwaarde is dan wel dat je niet omdat je nu bij de ‘wetenschappen’ hoort allemaal wereldbeelden, methoden en validering gaat nastreven waar je in het geval van de kunsten weinig aan hebt. Ga naar meer over kunst als onderzoek en meer over validiteit.
Vooral als men wat verder gevorderd is werkt men bij onderzoek rond de kunsten vaak als de ‘eenzame onderzoeker’. Het maakonderzoek waar deze blogsite over gaat streeft juist naar alle mogelijke verbindingen. Betrokkenheid van de ‘onderzochten’ als co-actoren, betrokkenheid van belanghebbenden, delen met betrokkenen en de ring rond hen heen (in plaats van ‘algemeen delen’ hetgeen verder abstrahering met zich meebrengt). In die zin is maakonderzoek bij uitstek een vorm van Open Science, zoals het Nationaal Platform Open Science dat definieert: “Open Science is het doen van onderzoek op een dusdanige manier dat anderen, naast de onderzoeker, zelf in de gelegenheid zijn mee te werken, gebruik te maken van en bij te dragen aan het onderzoek.” (Nationaal Plan Open Science 2017).
Een eis die, vaak impliciet en als vanzelfsprekend, wordt gesteld aan onderzoek is dat de resultaten ervan moeten aansluiten bij het (internationale) onderzoeksdiscours in het vakgebied. Het internationale, dat wil zeggen overwegend westerse, discours is er in toenemende mate een van onderzoekers, promovendi en gepromoveerden die afgerekend worden op hun onderzoekswerk. Aansluiting bij dit discours is voor het overgrote merendeel van makers en studenten niet zinvol terwijl zij op kleinere schaal en lokaal juist wel voor hen zinvol maakonderzoek kunnen doen. Sommige van de resultaten daarvan zullen wellicht doorwerken naar het bredere discours, maar aan die eis hoeft, ook volgens de definitie van onderzoek, helemaal niet te worden voldaan.
Makers denken bij onderzoek vaak aan grote projecten waarin iets helemaal wordt uitgedokterd. Bijvoorbeeld het duiden en het in kaart brengen van het hele maakproces van een bepaald artefact is enorm veel werk. Maar wat is de balans tussen inspanning en opbrengst, en wie kan door met het resultaat? Via een promotietraject of andere constructies met beurzen of stipendia kan soms zo’n onderzoek worden gedaan maar het zal in aantal erg beperkt blijven. We moeten juist veel meer onderzoek in het klein te doen, dat meer makers betrekt en bereikt, en bruikbare delen oplevert om mee verder te gaan.
Er zijn nog te weinig manieren van werken in onderzoek naar maken waarbij het profijtelijk is voor de maker om er tijd in te steken. Als er manieren van werken zouden zijn waarbij de makers zich voldoende beloond zouden voelen voor de inspanning die ze leveren om onderzoeksresultaten te produceren en te delen, zou er meer onderzoek plaatsvinden dan nu het geval is. De beloning bestaat hier uit inspiratie, tools, andere uitgangspunten, nieuwe werkwijzen en dergelijke. Dit proberen we met maakonderzoek te doen.