Parallelen tussen kunst, ontwerpen en antropologie

A designerly capacity to work confidently with the unknown and the unpredictable.

Otto & Smith besteden aandacht aan een aantal parallellen tussen maken en antropologisch onderzoek. Hun zoektocht hierbij is hoe de twee de krachten kunnen bundelen.

Hieronder vind je een aantal belangrijke uitgangspunten van de antropologie en hoe en waar deze voor maken en maakonderzoek bruikbaar kunnen zijn. De lijst loopt van parallellie naar tegenstelling.

1. Onderdompeling in echte situaties
Antropologen én makers dompelen zich onder in échte situaties om inzicht te krijgen in de ervaringen en betekenissen van bepalende fenomenen. Dit biedt de basis voor verbeelding, duiding, beschouwing en maken.

2. Komen tot correspondence
Bij maken én antropologie zijn iteratieve processen en het ontwikkelen van een product verbonden met reflexieve betrokkenheid van onderzoekers en makers, in een poging te komen tot correspondence: gevoel voor en handelen naar de onderlinge verbanden, in steeds wisselende omstandigheden, tussen de betrokken mensen, voorwerpen en contexten.

3. Integratie van specifieke kennis
In het maakproces wordt, net als in antropologisch onderzoek, de specifieke kennis van disciplines en mensen geïntegreerd in een geheel, omvattend idee. De betrokkenheid van mensen vanuit de eigen cultuur en context is daarbij essentieel om tot waarde te kunnen komen.

4. Reflectieve activiteiten
Voor antropologen én makers zijn concrete praktijk en reflective action van het grootste belang, de eerste vooral in de rol van beschouwer, de tweede als maker. Opvallend is dat mensen zoals Tim Ingold en Donald Schön zowel antropologen als makers inspireren. Dit wijst op samenhang.

5. Gevoeligheid voor de waardeoriëntatie van de betrokkenen
Antropologen én makers hebben een bijzondere gevoeligheid ontwikkeld voor de waardeoriëntatie van degenen voor wie het maken of onderzoeken bedoeld is. Zij zetten deze op verschillende manieren in: in de antropologie hebben participatie en observatie veel meer het doel om te documenteren dan bij maken waar zij uiteindelijk gericht zijn op veranderingen in/rond het waargenomene. Waar de antropoloog in het algemeen de invloed van haar aanwezigheid wil minimaliseren is er bij maken vaker een situatie van maximaliseren van de invloed: hoe kan het te maken werk een zo groot mogelijke invloed hebben.

6. Methoden van de antropologie en manieren van werken in maken en maakonderzoek
Manieren van werken in maken en in antropologie kennen vanzelfsprekend verschillen maar overlappen in toenemende mate, denk aan: video feedback, scenario’s, mock-ups, props, provotypes, prototypes, tangible interactions, en verschillende vormen van spel, performance en enactment. Ook zijn er parallellen in de manieren waarop er tussen disciplines wordt samengewerkt, zowel binnen als buiten het maken: samen concepten en prototypes maken, de samenwerking versterken met belanghebbenden en soorten publiek en doelbewuste aandacht voor verandering.

7. Doel en gerichtheid
Het maken wordt geïnformeerd door de betrokken ‘culturen’ maar heeft ook de kracht om aan te zetten tot veranderen. Het richt zich op de toekomst van de mensen met wie en voor wie wordt gemaakt. Het levert een specifiek, precies passend  werk (product, proces, dienst).  De antropologie probeert het heden te begrijpen door het (recente) verleden te bestuderen en is daarbij, zoals de meeste wetenschappelijke vakgebieden, gericht op generalisatie en theorie. Dit start ook vanuit het lokale, vanuit de onderzochte cultuur, maar heeft wel de bedoeling om verder te reiken dan dat. Deze achterliggende bedoeling maakt het moeilijker echt iets te beteken voor de mensen die men ‘bestudeert’. De antropologie heeft wel een lange traditie van culturele duiding en theorie, hetgeen bij het maken juist problematisch is. Vaak is er een achterdocht tegen theorie bij makers en zijn zij bang dat het descriptieve, het beschrijvende, prescriptief dus voorschrijvend zal worden (gemaakt). Er is geen concept van een passende manier van theoretiseren over en voor het maken. De bijzonderheid van ieder maakproces en -product is daarbij zelfs een sta-in-de-weg. Nevenstelling in plaats van bovenstelling van theoretische concepten die voortkomen vanuit onderzoek in de maakpraktijk bieden hier mogelijk een oplossing, maar dat worden nog weinig gebruikt. Zie hiervoor Een palet van manieren van werken.

De bovenstaande lijst bevat ook enkele interessante punten voor het onderwijs en laat zien dat een basale scholing op het gebied van antropologie voor maken voor een aantal makers en van daaruit voor de vakgebieden van groot belang zou kunnen zijn.


Bron: Wendy Gunn, Ton Otto & Rachel C. Smith (2013). Design Anthropology. Theory and Practice. London: Bloomsbury Academic: Preface.

Verder lezen: het nut van een antropologische insteek bij maken en maakonderzoek