Het inzetten van je persoonlijke en professionele netwerk
Zodra Suzanne gaat denken over de invulling van een nieuw project, gaat ze associëren. Niet alleen met onderwerpen, maar ook met personen. In haar netwerk heeft ze veel mensen die haar kunnen helpen. Soms mondt dat uit in een echte samenwerking, maar een ideetje bespreken in het café kan voor Suzanne even nuttig zijn. Als zij haar ego opzij zet en niet alles zelf moet kunnen, dan kan ze veel meer.
“Ik had vijf dagen om tot een projectplan te komen om vijfhonderd basisschoolleerlingen vakoverstijgend uit te dagen. Ik wilde de opdracht heel graag hebben, dus ik ben meteen aan de slag gegaan en heb alles uit de kast getoverd wat ik kon vinden. Meteen ging mijn telefoon aan en ging ik allerlei mensen bellen, gewoon mensen die dichtbij staan, om mijn verhaal te doen. Uiteindelijk belde ik Iris, een vriendin van me. Wij hadden samen aan een theater-escape-room gewerkt, die uiteindelijk niet doorging. Tijdens dat telefoongesprek vertelde ik haar, ik wil voor deze opdracht dat idee alsnog gaan gebruiken. Het was voor Iris op deze manier al snel duidelijk dat ze dicht betrokken zou worden bij dit project!
Vervolgens ben ik met allerlei mensen gaan praten. Om ideeën mee te bespreken, om te kijken of er leuke mogelijkheden voor samenwerkingen tussen zaten, en ook om gewoon te brainstormen. Ik heb een groot netwerk, en van al die mensen weet ik over het algemeen waar ze goed in zijn en waar ze van houden. Op die manier heb ik bij elke fase van een project wel wat mensen in mijn achterhoofd waarmee ik daar goed over zou kunnen praten. In deze eerste fase selecteerde ik al gesprekspartners, door te zoeken naar mensen waarmee ik meteen een samenwerking voor me zag.
Toen ging ik afspraken maken. Gezellig koffie drinken bij mij thuis, of op het terras, en dan sparren: Wat vind jij eigenlijk van dit plan? Ik zoek wel feedback en verbeterpunten, maar zo vroeg in het project ook vooral een klik, iemand die net zo enthousiast wordt van mijn idee als ik. Dan versterken we elkaar, en vanuit daar kan het dan uitgewerkt worden. De eerste die ik sprak vond het meteen al te ingewikkeld. Maar ik wist dat ik dat juist zo wilde, dus dan was onze klik voor dit project niet zo geschikt. De tweede wilde het alleen maar over het budget hebben, en daar was ik juist helemaal nog niet. Toch helpen al deze gesprekken me wel, omdat het ook brainstormsessies voor me zijn. Het is peilen of mijn ideeën goed zijn; omdat mensen het met me eens zijn, maar ook juist als ik merk dat ik voet bij stuk wil houden. Dan ben ik ook zeker van mijn zaak.
Met Iris praatte ik vooral over het verhaal; zij is schrijver en wij hadden natuurlijk al gewerkt aan een verhalende escape-room. Een andere vriend, Peter, is heel goed in het verzinnen en maken van de technische kant van installaties, dus gesprekken met hem brachten mijn plan op dat gebied verder. Mijn eigen ego is de laatste jaren meer op de achtergrond geraakt, en dat is wel fijn. Ik heb niet meer het gevoel dat ik alles zelf moet kunnen – en in de praktijk betekent dit door mijn grote netwerk, dat ik juist veel méér voor elkaar krijg! Ik hoef alleen maar om hulp te vragen. Ik schat in bij mensen om me heen of ze passen bij het project en waarvan ik denk dat ze er hun creatieve ei in kwijt kunnen, ook al heb ik niet altijd veel financiële middelen. Ook doe ik dingen voor anderen, als ze mij daarom vragen.
Al die gesprekken en ideeën vormen een soort puzzelstukjes, waar ik mee kan gaan schuiven en proberen. En ondertussen associeer ik zelf óók heel de tijd verder. Net zoals dat ik bij een bepaald idee, meteen denk aan iemand in mijn telefoon waarmee ik daarover kan praten, gaat het andersom ook zo: iemand vertelt wat aan mij, en ik zie een beeld of een kleur voor me, of ik denk aan een muziekje of geluidje wat ik daarbij zou willen maken – of aan nóg een persoon die hierover zou kunnen meedenken. Als ik aan een bepaald idee werk, ga ik ook graag naar kringloopwinkels. Daar trekken dan bepaalde spulletjes meteen mijn aandacht omdat ze er bij passen en die koop ik dan. Soms zijn het verrassingen, en die bouwen het idee dan weer uit. Met al die ideeën, de gedachten van anderen, en de dingen die ik vind, sla ik dan aan het componeren.
Ook als het bijna af is, blijf ik bouwen op mijn netwerk. Wel werk ik dan gerichter. Voor deze basisschool escape-room, moest ik bijvoorbeeld nog een oplossing verzinnen voor de tijd dat kinderen niet aan het puzzelen waren, want ze konden natuurlijk niet allemaal tegelijk. Ik had bedacht dat ik ze wel in de gymzaal kwijt kon, en dan konden ze daar ook lekker een beetje actief blijven. Ik werk graag met blacklight-tape, en dat viel dan samen met zo’n volle, rechthoekige gymzaal: Dat moest een gevangenisplattegrond worden! Helemaal in thema. Alleen, ik zag dan als spelelement een soort choreografie voor me – daar moest ik dus weer een dansdocent bijhalen. En Iris heeft dan weer geholpen met het verhaal aan elkaar breien. Uiteindelijk hebben bij dit project zoveel mensen ideeën aangedragen dat het niet uitmaakt wie dingen heeft verzonnen. Ik wil gewoon iets moois neerzetten, en dat doe ik als regisserend ontwerper. De eerste persoon die ik sprak had misschien gelijk dat het complex was, maar juist op deze manier kán dat: door je eigen ego opzij te zetten, en gebruik te maken van de expertise van alle talent in je netwerk.”
Vergelijk dit met Jesse Vissers verhaal over het bouwen op de expertise van anderen.