Makers kunnen elkaar versterken door onderzoek
Makers kunnen zichzelf en elkaar versterken door zich meer bewust te worden van hun manieren van werken. Veel van de kennis die zij hierbij gebruiken zit in hun lijf; ze is impliciet en aan de maker gebonden. Makers kunnen leren om zich hier meer bewust van te worden en met elkaar in gesprek te gaan. Hierdoor valt met elkaar kennis te ontsluiten en te bewerken die voor de makers zelf en andere makers inspirerende en bruikbare inzichten kan bieden, voor zowel de praktijk als het onderwijs.
In maakonderzoek werken makers in groepjes met elkaar samen. Dit doen zij door op een bepaalde manier met elkaar in gesprek te gaan over hun manieren van werken. Hiervoor is onder meer de makersdialoog ontwikkeld. Dit is een specifieke gespreksvorm, waarbij makers onder begeleiding van een maakonderzoeker hun manieren van werken ontsluiten. Hierbij wordt vooral wordt ingezet op het ophalen van verschillende manieren van werken van een maker, waar achterliggende, impliciete makerskennis achter schuil kan gaan. Eerdere ervaringen, ordeningsprincipes en uitgangspunten zitten vaak verweven in concrete verhalen, vanuit de feitelijke maakpraktijk.
Deze verhalen vormen vervolgens de bronmaterialen die de makers in samenspraak met een maakonderzoeker verder vergelijken op overeenkomsten en verschillen, en waaruit de voor de makers belangrijke onderwerpen voor verder onderzoek worden gehaald. Dit is een eerste stap richting de opbouw van een vorm van ‘lage’ theorie, die ook steeds weer iteratief wordt getoetst aan de maakpraktijk. Omdat in het maakonderzoek de makers zowel als producenten én als consumenten van kennis centraal staan, wordt een antropologische en ontwerpende insteek gebruikt.
Lees verder: een bruikbare definitie van onderzoek
Lees verder: het nut van een antropologische insteek bij maakonderzoek