Aan de kant van de vorm beginnen
Nirav Christophe is schrijver, dramaturg, docent en maakonderzoeker. In zijn werk is het bepalen van vorm en genre in een vroeg stadium, om er dan later weer van af te stappen, van belang voor zijn maakproces. Ook voor Bart van Rosmalen, grondlegger van het ‘muzisch professionaliseren’, is het werken vanuit vorm belangrijk, maar dan op een andere manier.
Nirav vertelt dat hij op een gegeven moment zoveel aantekeningen had verzameld in een abscenceproject, dat hij zag dat hij daarvan een artikel wilde maken. Geen boek. Dat moment, dat hij voor een tekstsoort, een genre kiest, komt er dan meteen bij: ‘Deze fragmenten, dit hoort bij een boek’, of: ‘misschien wordt het wel een hoorspel…’ En dan maakt hij een scène-synopsis voor een hoorspel.
“Ik ben heel de tijd met een soort genre en vorm bezig, en dat zit wel voor het radicaal beginnen. Ik moet eerst kiezen: het wordt een boek, non-fictie. Als ik aan zo’n boek denk, denk ik ook altijd: ‘zal ik er ook dramateksten bij doen?’ Dat ik tussen ieder hoofdstuk een soort monoloog stop. En dan bedenk ik een titel. ‘Zeven manieren om de zevende hemel te bereiken.’ Dus zeven strategieën. En dan denk ik: ‘dat zou kunnen, maar ik heb er maar vijf, dus er moeten er nog twee bij; kan ik die ergens vandaan halen? Want zeven is toch wel mooi.’ En dan ga ik vanuit de onderdeeltjes kijken…”
Wat Nirav verder dan doet is dat hij altijd, vanaf het moment dat hij een schrijfvorm heeft gekozen, meteen een inhoudsopgave maken. Met vormgeving en alles erop en eraan, heel realistisch. Van het boek ‘10.000 Idioten’ heeft hij uiteindelijk wel 100 inhoudsopgaven gemaakt:
“Dan ben ik bezig, aan het werk, en denk ik: ‘al dat materiaal dat ik aan het maken ben, daar zit een verhaal in: hoofdstuk 1 dit, hoofdstuk 2 dat, hoofdstuk 3 dat. Oh…! Het zijn 7 hoofdstukken: zing, vecht, huil, bid, lach en bewonder.‘ Dat gebruik ik dan, dat is weer een andere gronding. En dan maak ik een prachtig voorkantje, en dat is dan het boek… en dan drie maanden later denk ik: ‘wat een idiote inhoudsopgave!’
Voor Nirav is het niet zo dat die invallen ineens uit de lucht komen vallen. Hij is er steeds mee bezig en dan wordt het hem door dat werken ineens duidelijk. Bij zijn laatste boek werd de uiteindelijke indeling: product, proces, pedagogiek. En dat werd voor hem zijn manier om te vertellen over meerstemmigheid. En dat is het dan. Dat is dan een soort van skelet, een soort boom, waaraan hij voortdurend bouwt.
“En daar zit een van mijn allergrootste bevredigingen in, dat ik voel: ik kan ieder krankzinnig detail in dat skelet gooien. Daar ben ik een meester in. De grootste lol is als ik er weer een onmogelijke detail in heb kunnen hangen, en dan ontstaat er een nieuwe betekenis. Een nieuwe balans. Een gevoel van balans. Want dan heb ik het in mijn systeem kunnen brengen. En als dat skelet dan verandert… Ook goed, maar ik kan het ergens kwijt.“
Op deze manier werkt Nirav aan het uitschrijven van een soort van balans van de dingen. Bij het boek dat over meerstemmigheid gaat, moeten al die stemmen zelf ook in balans zijn. Niet dat ze allemaal per se evenveel waard zijn, maar wel in balans. Maar hoe weet hij nou of het klopt? Hij hangt iets in die boom, hij gebruikt zijn ordenend vermogen. Een week later kijkt hij er weer naar en ziet: maar dat moet helemaal anders. Hoe werkt dat dan?
“Daarin komt mijn opleiding als dramaturg naar boven. Dat betekent voor mij dat je afstand kan nemen van de rol die je moet nemen; dat kan ik, een week later. Daar ben ik in getraind. Als dramaturg kijk je, lees je, je kijkt naar iets en dan reageer je op dat moment en dan ga je ordenen. Eigenlijk ben ik nog meer dramaturg dan dat ik schrijver ben.”
Ook Bart van Rosmalen, grondlegger van het ‘muzisch professionaliseren’, vindt het werken vanuit vorm belangrijk, alleen doet hij dit op een heel andere manier. Zo probeert hij met de deelnemers aan de muzische werkplaatsen ‘hele’ verhalen te vangen. Dat kan niet zomaar door steekwoorden te schrijven op geeltjes, niet door te formatteren, zoals dat bijvoorbeeld gebeurde bij het begeleiden van een muzische werkplaats samen met collega Daan Andriessen [audiofragment].
“Die geeltjes, dat is een vorm van formatteren, daar kan niet alles op. Ik probeer hele verhalen te vangen, aandacht te besteden aan het narratief. Ik wil tekenen, muziek maken. Ik nodig mensen uit in het maken, in een andere positie, door andere woorden te gebruiken, hele zinnen te maken, door een beeld te gebruiken, metaforen, daar vinden we elkaar heel erg op. In beelden spreken, in bronnen, dromen, voedingsbronnen van allerlei aard.”
Wanneer de verzameling van verhalen steeds uitgebreider en rijker wordt, probeert Bart om langzaam tot meer complexe samenstellingen te komen. Door variaties te maken rond eenzelfde thema, zoals dat ook in de muziek gebeurt.
“Dat hele idee van variaties maken op een thema, dat komt in de muziek veel voor. In heel veel muziekstukken heb je de Sonatevorm, een ontwikkelingsvorm. De variatievorm die draait eigenlijk om de heel zaak heen, en wordt steeds interessanter naarmate de verzameling groeit.”
Bron: In 2019 hield Arja Veerman een aantal ‘maakonderzoeksdialogen’ met de lectoren Bart van Rosmalen (Muzische professionalisering, HKU), Daan Andriessen (Methodologie praktijkonderzoek, HU), Jan IJzermans (Research in Creative Practices, HKU) en Nirav Christoph (Performatieve Maakprocessen, HKU). Onderwerp was: manieren van werken in maakonderzoek. De fragmenten in bovenstaande tekst, die is verwerkt door Els Cornelis, komen uit deze gesprekken.